Van de
Tsjechische schrijver Bohumil Hrabal (1914-1997) is veel vertaald in het
Nederlands, terecht. Hij is een wonderlijke schrijver. Zijn boeken zijn niet
altijd even begrijpelijk, maar waarom moet alles altijd begrijpelijk zijn. ‘Al
te luide eenzaamheid’ is een van zijn bekendere werken. De korte roman uit 1980
- de eerste illegaal gedrukte versie stamt uit 1977 - werd in 1988 vertaald
door Kees Mercks. Het boek is in vele talen vertaald, het is verfilmd en er
zijn toneelbewerkingen van.
Het verhaal
draait om Hanta, een wat oudere eenzame man, die al vijfendertig jaar papier
perst in een morsige kelder. De werkplek is smerig. Er lopen voortdurend muizen
door de ruimte, die soms tussen de balen papier blijven zitten terwijl de pers
zijn werk doet. Hanta kan het werk soms nauwelijks aan. Dan verschijnt zijn
baas, die hem uitscheldt en tot harder werken maant.
Hanta voelt
liefde voor zijn werk. Het pletten van boeken gaat hem weliswaar aan het hart,
maar hij probeert elke dag een aantal bijzondere exemplaren te redden van de
persen. Voor zichtzelf haalt hij er filosofische werken uit en voor bijvoorbeeld
een professor verzamelt hij toneelrecensies uit oude tijdschriften. Het werk
verplicht hem wel om er altijd een grote kan bier bij te drinken.
“Vijfendertig
jaar lang druk op de groene en rode knop van de pletpers, vijfendertig jaar
lang drink ik echter ook kannen vol bier, niet om me te bedrinken, ik ben als
de dood voor dronken lieden, nee, ik drink om het denken te bevorderen, om
beter recht in het hart van de teksten door te kunnen dringen, want wat ik
lees, lees ik niet voor mijn plezier, ook niet om de verveling te verdrijven of
zelfs om beter de slaap te kunnen vatten, ik die in een land leef waarin
vijftien generaties kunnen lezen en schrijven, ik drink om van het lezen nooit
meer te kunnen slapen en om van het lezen een delirium te krijgen, want ik deel
de mening van Hegel dat een edelmoedig man nog geen edelman en een misdadiger nog
geen moordenaar hoeft te zijn.
Prachtig
vertelt Hanta hoe hij zich staande houdt in zijn kelder en hoe sommige lieden
een afkeer van hem hebben, bijvoorbeeld als hij besmeurd in het café komt om
een kan bier en dat er dan een muis uit zijn mouw glipt. Zijn wens is om na
zijn pensioen de pers in de tuin van zijn oom te zetten en dan voor zijn
plezier papier te persen. Zijn oom werkte bij een spoorwegovergang en heeft na zijn
loopbaan een spoorlijntje nagebouwd in zijn tuin. Zijn oud-collega’s komen hem
daar iedere zondag opzoeken. Het boek staat vol met dergelijke fantastische
verhalen, waarbij kleine anekdotes moeiteloos worden verbonden met filosofische
bespiegelingen.
Het werk
van Hanta wordt bedreigt. Op een dag ziet hij bij station Bubny een gigantische
hydraulische pers. Jonge mannen in uniformen bedienen de machines. Zij hebben
handschoenen aan en drinken melk rechtstreeks uit de fles. Het werk is
gemechaniseerd en efficiënt gemaakt. Hanta vergelijkt het met werken in een
kippenslachterij. Er is geen aandacht meer voor de inhoud. Er worden hier geen
boeken meer van de ondergang gered. De toch al melancholische Hanta wordt er
nog droeviger van dan hij al was. Hij probeert het ook: melk drinken en
planmatig werken, maar het heeft geen zin meer. Zijn tijd is geweest.
‘Al te
luide eenzaamheid’ is in al zijn kortheid één van de hoogtepunten uit het
oeuvre van Hrabal. Tot slot een citaat waarin Hanta/Hrabal zijn visie op de
mens geeft. Hanta denkt aan de woorden van de dichter Sandburg waarin hij
mijmert over wat er overblijft van een mens: “een beetje fosfor amper genoeg
voor één doosje lucifers, en niet meer ijzer dan om een spijker van te smeden
waaraan een volwassene zich op kan hangen.”
Geen opmerkingen:
Een reactie posten