Eva Meijer
is allround kunstenaar. Zij schrijft, tekent, maakt muziek, filosofeert en is
onlangs gepromoveerd. ‘De soldaat was een dolfijn’ is verkorte versie van haar
proefschrift ‘Political animal voices’. De centrale vraag in haar boek is hoe
we op een democratische manier kunnen samenleven met niet-menselijke dieren.
Hiervoor is medezeggenschap van niet-menselijke dieren nodig.
De
mogelijkheden voor de dierenrechten moeten verder gaan dan goede zorg binnen
bestaande structuren. Dierenwelzijn is een eerste stap. Meijer gaat verder in
haar denken en beschouwt niet-menselijke dieren ook als politieke dieren. Voor
sommige mensen zal dit een brug te ver zijn. Om haar standpunt te verhelderen
en de lezer te overtuigen heeft zij een aanloop nodig.
In het eerste
deel van ‘De soldaat was een dolfijn’ gaat zij daarom eerst in op de
standpunten van een aantal filosofen. Traditioneel wordt het dier als
fundamenteel anders gezien dan de mens, niet alleen vanuit een christelijke wereldbeschouwing,
ook denkers als Aristoteles, Kant en Descartes hadden deze overtuiging. Gelukkig
zijn er in de geschiedenis van de filosofie afwijkende ideeën te vinden over
dieren. Een voorbeeld is Montaigne die gewezen heeft op de continuïteit tussen
mensen en andere dieren.
Beroemd is
een uitspraak van de Jeremy Bentham uit 1789. Het onderscheid tussen mensen en
andere dieren werd meestal gezocht in de ratio. Mensen zijn rationeel denkende
wezens en daarom superieur. Benthem schreef daarentegen: De vraag is niet
kunnen ze nadenken?”, noch “kunnen ze spreken?”, maar “kunnen ze lijden?” Hiermee
gaf hij de start voor een filosofische discussie die pas in de jaren zeventig
van de vorige eeuw breder werd gevoerd.
Vanuit de
biologie wordt steeds meer onderzoek gedaan naar specifiek diergedrag, waarvan
vorige generaties dachten dat het uniek voor mensen was, zoals instrumenten
gebruiken, vooruit denken, rechtvaardigheid voelen, het hebben van rituelen en
het hanteren van grammatica. In de roman ‘Het vogelhuis’ beschrijft Meijer
het leven van Lee Howard. Deze vrouw woonde in een afgelopen dorp in Engeland
en had haar huis opengesteld voor vogels. Een aantal mezen was in staat om te
tellen en te rekenen. Howard communiceerde op diverse niveaus met de vogels
en had individuele relaties met mezen opgebouwd. Het verhaal geeft aan dat
bijvoorbeeld deze mezen veel meer kunnen dan wij doorgaans denken, mits zij in
een vertrouwde omgeving leven en wij hen benaderen op een mezenmanier.
Bovendien laat het zien dat eigenschappen niet soort gerelateerd zijn, maar net
als bij mensen voor een groot deel individueel bepaald zijn.
Er is
kortom voldoende aanleiding om bij beslissingen die niet-menselijke dieren
aangaan ten eerste de pijn en geluk van niet-menselijke dieren mee te laten wegen.
Dierenactivisten hebben dit als uitgangspunt. Meijer schaart dit onder de negatieve
rechten van niet-menselijke dieren en schrijft: “Met deze rechten zijn we er
echter niet.” Hier wordt haar boek interessant. “Niet-menselijke dieren zijn
net als mensen meer dan objecten om over
na te denken.”
Meijer
pleit ervoor om rechten als scholing, gezondheid en het hebben van waardevolle
relaties te respecteren bij niet-menselijke dieren en hiervoor ruimte te maken.
Eén van die rechten is natuurlijk het hebben van voldoende leefruimte, ook voor
dieren die niets met ons mensen te maken willen hebben. En voor dieren waarmee
wij samen leven, zoals duiven, ganzen en muizen bestaan er wel degelijk
alternatieve samenlevingsvormen. Dit laat Meijer uitgebreid zien in haar boek.
Het lastige
van haar betoog is het begrip politiek. Zij wil niet-menselijke dieren rechten
verlenen en het mee laten beslissen en ziet dit als politiek handelen.
Uitgebreid en overtuigend betoogt zij dat niet-menselijke dieren kunnen
aangeven wat zij willen. Mensen moeten daarvoor niet de eigen ratio en de eigen
taal gebruiken of niet-menselijke dieren proberen ons idee van politiek
handelen aan te leren, maar ons best doen hen op hun eigen manier te zien en te
begrijpen. Veel dieren gebruiken een complexe taal. Wij mensen kennen slechts
een deel van deze talen.
Meijer
maakt een vergelijking met de menselijke kolonisatie. Inheemse volken konden
het recht op hun land niet claimen omdat zij geen geschreven wetten hiervoor
hadden. Deze mensen konden wel iets zeggen, maar dit werd door de kolonisten
niet eens als iets erkend. Bij onze relaties met andere dieren is sprake van
eenzelfde cocon, een discours waar wij in gevangen zitten.
Meijer
schrijft dan ook: “Om politieke communicatie met andere dieren te verbeteren moeten
we allereerst begrijpen dat wij ook dieren zijn, verwikkeld in relaties met
anderen waar we niet uit kunnen stappen.”
Terug naar
het begrip politiek, waar ik wat moeite mee heb. Aan de ene kant vat zij het
begrip ruim op. Het is niet alleen stemmen en partijpolitiek. Het voeren
van dialoog, onderhandelen, elkaar
begrijpen, e.d. vallen er evenzeer onder.
Aan de
andere kant vat Meijer politiek smal op als democratie. Er bestaan vele andere
vormen van politiek, zoals een dictatuur of een oligarchie. Het begrip
‘politiek handelen’ heeft sowieso ook een negatieve connotatie van politieke
spelletjes spelen, Machiavellisme, e.d. Haar betoog zou misschien sterker zijn geweest als zij dit begrip had vermeden en hiervoor in de plaats democratie
of democratisch handelen had gebruikt.
Daarbij kun
je relaties tussen diersoorten ook als politiek van een hele andere orde
opvatten, juist als sterk kapitalistisch: eten of gegeten worden. Moeten we in
gesprek gaan met bepaalde dieren op basis van deze politiek? Dat lijkt mij niet
de bedoeling.
Los van
deze kritiek op het begrip ‘politiek’ vind ik het betoog van Eva Meijer
bijzonder aantrekkelijk. Het is goed en noodzakelijk om binnen onze
mensensamenleving dit onderwerp aan te kaarten en er op verschillende niveaus
over te praten. Helaas lijkt dit nieuwe kabinet volstrekt geen oog te hebben
voor dierenwelzijn, laat staan voor politieke rechten voor niet-menselijke
dieren.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten