Na het
lezen van ‘Heimelijke vreugde 1’ volgt als vanzelf het lezen van ‘Heimelijke
vreugde 2’. In deze bundel zijn twee boeken opgenomen: ‘De taal is een hond’ en
‘Niets is zo mooi als nutteloze kennis’. A.L. Snijders is in deze stukken, die
hij schreef voor de Deventer Dagblad Combinatie, op zijn best. Net als in HV1
zijn in dit boek de begeleidende berichten aan de hoofdredacteur opgenomen.
De ouders
van A.L. Snijders gaan kort achter elkaar dood. Hij schrijft er liefdevol over,
zonder sentimenteel te worden. Zijn vader was een bijzondere man. In het stuk
‘Lid’ vertelt hij over een brief die jarenlang bij zijn vader op de fruitschaal
lag. Het was een brief aan het Humanistisch Verbond, waarin stond dat hij lid
wilde worden. A.L. Snijders heeft een vriend die een videorecorder heeft. Hij
neemt programma’s op, maar bekijkt ze vervolgens niet, want “ze zijn al
gezien”. Dezelfde vriend heeft stapels kranten in huis liggen, waarin
interessante artikelen staan “die hij nog moet doornemen”.
De
verklaring die A.L. Snijders geeft voor dit gedrag is dat zijn vriend zijn
plicht heeft gedaan. Hij heeft aangegeven dat hij smaak heeft. “De banden in
zijn kast weerspiegelen zijn kwaliteitssysteem”. Maar hij is ook opstandig. Daarom
kijkt hij niet. De vader van A.L. Snijders hoorde nergens bij. Hij was bij geen
enkele club aangesloten. De zoon volgt hierin zijn vader. De vader had wel
sympathie voor het Humanistisch Verbond, maar de brief verstuurde hij nooit,
“omdat hij daarmee een standpunt zou hebben ingenomen – en zijn onschuld
verloren.”
A.L.
Snijders krijgt een brief van een lezer, die hem aanspoort lid te worden van
het Humanistisch verbond. De brief volgt de weg van zijn vaders brief. In het
bericht aan de uitgever schrijft hij dat zijn vrouw moest lachen om dit stukje.
Zij zag in één oogopslag dat hij en de vriend dezelfde zijn.
A.L.
Snijders geeft Nederlandse les op de politieacademie. Vakken worden daar
afgekort. Het vak ‘Juridische basisvaardigheden;’ heet Jubava. Hij wilde zijn
vak Schemi noemen: het Scheppen van Misverstanden. Hij geeft een voorbeeld van
zijn bedrevenheid hierin. Tijdens een etentje oreert een man met opvallende
snor dat een leraar zijn gezag moet laten gelden en daarom zich nooit mag laten
tutoyeren. A.L. Snijders vertelt hem de enige leraar te zijn die zich niet laat
aanspreken met zijn voornaam. Wanneer hij toevoegt de enige te zijn waar de
leerlingen geen enkel respect voor hebben is de man verbijsterd.
In veel
stukken is A.L. Snijders gefascineerd door de onbegrijpelijkheid om hem heen.
Een lezer schrijft dat hij niets begrijpt van literatuur. Hij geeft hem gelijk.
Merkwaardig vindt hij dat “fictie je leven veel beslissender kan beïnvloeden
dan ‘echte dingen’. Of heeft niet iedereen dat? Alleen mensen die van
literatuur houden? Hij snapt er niets van, maar moet wel bijna huilen wanneer
hij denkt aan een verhaal over Gerrit Achterberg. Een zwager bezocht hem ooit.
In de brievenbus zat een mezennest. Er was een briefje bij geplaats voor de
postbode: “s.v.p. geen post in de bus deponeren.”
A.L.
Snijders schrijft ook over zijn kinderen. Eens nam hij zijn jongste zoon mee
naar Maastricht om er een brief te posten. Hij was gefascineerd door het woord
Maastricht. Het leek hem een opwindende gebeurtenis een brief te ontvangen uit
die stad. Hij noemt dit uitstapje in bijzijn van zijn jongste zoon, die
verbaasd reageert. Hij is nog nooit in Maastricht geweest.
Met het
schrijven van deze stukjes voelt A.L. Snijders zich beperkt. Hij vergelijkt het
met een kist waar je in zit. Hij benoemt de wanden van deze kist. “Maar als het
laatste woord geschreven is, vouwt hij zich open, legt hij zich plat op de
grond, ik rek me uit, kijk alle kanten op, en omdat ik de pen nog in mijn hand
heb, schrijft ik door, ik schrijf een brief aan de hoofdredacteur waarin ik hem
vertel in welke houding ik in de kist heb gezeten, waar ik kramp heb, welke
woorden ik eigenlijk had willen gebruiken, en waarom ik dat niet gedaan heb.”
Door brieven maken het lezen van dit boek tot een groot genot.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten