‘Ma’ is een
bestseller. Hugo Borst schreef voor het Algemeen Dagblad een wekelijkse kroniek
over zijn moeder. De stukken zijn in ‘Ma’ samengebracht en uitgebreid. De
moeder van Borst lijdt aan dementie.
Zijn
verhaal begint bij de diagnose. Ma vertoont vergeetachtig gedrag, weet niet hoe
de televisie aangaat. Alzheimer zit in de familie. Al haar zussen hadden het
ook. “Samen met de mensen van de thuiszorg proberen mijn broer en ik ma zo lang
mogelijk zelfstandig te laten wonen.”
Borst
beschrijft stap voor stap hoe dit steeds moelijker wordt. Boodschappen doen kan
zij niet meer, naar buiten gaat zij steeds minder vaak en er wordt op een
gegeven moment elke dag ’s middags voor ma gekookt.
Opeens valt
het Borst op dat zijn moeder niet meer belt. Hij beseft dat het stadium van Alzheimer
weer een graadje erger is. Het proces is onomkeerbaar. Het verpleeghuis komt dichterbij.
Borst
schrijft liefdevol over zijn moeder. Hij beschrijft in grote trekken haar leven
en achtergrond. Zij groeiden op in een fijn gezin. De dood van zijn vader was
voor ma een enorme slag. Hoe meer zij de weg kwijt is, hoe vaker zij aan haar
man denkt, en hem mist.
Borst heeft
angstige momenten. “Ik ben zo blij dat ma mij nog herkent. Ik kan me gewoon
niet voorstellen dat ze mij op een dag vergeten is.” Treurig is dat er gestolen
wordt bij zijn moeder. Er komen natuurlijk veel mensen over de vloer om voor
haar te zorgen. Ma had smaak en verzamelde antieke spullen. Op een dag blijkt
de antieke klok vervangen door een nepklokje.
Onvermijdelijk
komt het moment dat ma naar een verzorgingshuis moet. Op zichzelf wonen gaat
niet langer meer. Borst beschrijft ook hier de stadia waar hij en andere
familieleden doorheen moeten: het verdelen van de spullen (“Dat ga je toch niet
meenemen hé?”) en het wennen aan de nieuwe omgeving. En weer wordt haar wereld
kleiner. Ma mag niet zelfstandig de straat op. Zij is boos en in tranen. Zij wil
naar huis terug.
Borst prijst
het personeel van het huis en vertelt smaakvol over de bijzondere bewoners. Bij
de ingang staat een oude man. Borst kent hem niet. Hij zegt merimeri. Borst
neemt hem mee naar de afdeling van zijn moeder. Hij krijgt koffie.
Merimerimerimeri. Meneer blijkt verdwaalt. Een verzorgster van een andere
verdieping komt hem halen. Merimerimeri. “Ja, je vrouw heette Mary”.
Wanneer
zijn moeder opeens gierig gedrag vertoont, wordt Borst weer met zijn neus op de
feiten gedrukt. “Meneer alzheimer is een dominante eikel.”
Intussen
voelt zij zich meer thuis op haar kamer. Ma wil niet meer weg. Zij is wel vaak
moe en ligt steeds langer in bed. Zij gaat snel achteruit. Het zal gaan als de
arts heeft gezegd: “Op een ochtend vinden ze ma dood in bed.”
Hier
eindigt het verhaal van de moeder van Hugo Borst. Hij schrijft met veel gevoel,
maar ook kort en krachtig. Soms is het afgemeten als in een gedicht. Tot
besluit heb ik een kort stuk proza omgezet naar poëzie.
Overstuur
Paniek in
de tent.
De vrouw
van de zorg kan er niet in bij ma.
De deur zit
op het nachtslot en ma
– ze staat
weer voor het raam –
gebaart
wanhopig
dat de
sleutel weg is.
Er hoeft
godzijdank geen brandweer aan te pas te komen.
Gelukkig
heeft ma
de
tegenwoordigheid van geest om
op verzoek
van de zorgmevrouw,
die druk
staat te gebaren op de galerij,
een zijraam
open te doen.
Die klimt
naar binnen.
Ma is van
alle consternatie helemaal overstuur.
Dit kan zo
niet langer.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten