zondag 26 juni 2016

A.L. Snijders – Voordeel schutter

In ‘Voordeel Schutter’ uit 2011 zijn de stukken van A.L. Snijders bijeengebracht die hij in 1986 schreef voor het Parool. Bij de columns, vaak iets langer dan zijn beroemde zkv’s van later, zijn de brieven toegevoegd aan de redacteur van het Parool, Paul Arnoldussen.

“In die brieven is nadere uitleg van de columns te vinden, onthult Snijders wie hij heimelijk citeerde of vertelt hij hoe de vork werkelijk in de steel zat.” De stijl en onderwerpkeuze van deze stukken wijkt niet af van die van zijn latere werk.

De naam A.L. Snijders is een pseudoniem. Hij koos voor een anonieme naam. De achterste s hoort erbij. Hij wilde niet iemand zijn die alles snijdt.

A.L. Snijders is een anarchist. Hij hoort nergens bij. “Als je geen christen bent en ook geen lid van een voetbalclub, dan ben je toch een beetje eenzaam.” Zijn vader en grootvader waren net zo. De brief om zich aan te sluiten bij het Humanistisch Verbond liet zijn vader jarenlang liggen op de fruitschaal. “Hij wilde ook ergens bijhoren, maar hij aarzelde, jaar in, jaar uit.”

Toen Snijders via het arbeidsbureau een baan kreeg op de politieschool vatte hij het plan op om lid te worden van een bond. Niet de Algemeen Christelijke Politiebond, maar de ‘rode bond’. Hij krijgt een tas van de bond met een duidelijk leesbare tekst erop. Wanneer hij ’s morgens vroeg met zijn tas over de Zeedijk loopt, denkt hij dat er met hem niet te spotten valt. Zijn vrouw heeft het echter over een provocerende tas. “Zag je niet hoe ze naar je kijken? Ik dacht vol ontzag. Zij dacht vijandig. Selectieve waarneming noemt men zoiets.”

‘Tas’ is een van de prachtige verhalen in ‘Voordeel Schutter’. Of is het een column? Dat onderscheid is niet zo belangrijk. A.L. Snijders probeert altijd zo waarheidsgetrouw alles op te schrijven. Als hij een vriend van hem, bijvoorbeeld Sjoerd Wartena, opvoert in een stukje, dan vraagt hij altijd vooraf toestemming. Hij laat het zijn vriend lezen en als die een kleine onwaarheid aantreft, dan past hij het stuk aan.

Hij heeft een voorliefde voor schrijvers als Nescio, Elsschot en Vestdijk. Dat was de reden dat hij ooit Nederlandse taal- en letterkunde ging studeren, “ik dacht dat het zo zou gaan, lekker lezen.” Het viel hem nogal tegen. De werken uit de negentiende die hij moest doorwerken boeiden hem niet. Hij deed eigenlijk niet zo veel.

Ook als onderwijzer op de politieacademie is zijn mening dat je niks leert op school. Het hebben van een baan, laat staan een carrière opbouwen is al helemaal niet aan hem besteed’ “ want werken is volgens mij een neurose.”

A.L. Snijders is de trotse bezitter van een huis in de Achterhoek. Hij woont er met zijn vrouw, kinderen en twee varkens. Hier en daar is er wat verzakt. Dat heeft een positieve invloed op de hoogte van de onroerendgoedbelasting.

De deur is nooit op slot. Op een nacht maakt zijn dochtertje hem wakker. Er zijn ongenode gasten binnen. A.L. Snijders loopt naar buiten waar een dikke klont soldaten wachten op het pad. Er komt net een rapporteur zijn huis uit. “In orde commandant, we kunnen naar binnen, het krot is onbewoond.”

Dat heeft hem veel pijn gedaan. Dingen zijn voor hem waardevol. Een fiets ruil je niet in voor een nieuwe fiets, zoals zijn vader deed. Oude spullen gooi je niet zomaar weg.

A.L. Snijders is een scherp waarnemer. Hij probeert geen mensen te overtuigen en zegt zelf dat hij geen mening heeft. Wel merkt hij details op die anderen niet zien. En hij is bijzonder grappig, zonder komisch te zijn. Hij schrijft Paul en geeft hem gelijk dat Chinees heel moeilijk is, “maar nog moeilijker is het om de dialectiek van onze marxistische vrienden te begrijpen. Pas als je Chinees kent en marxist bent, heeft het leven geen geheimen meer.”

Zijn levenshouding is misschien welgevormd in zijn jeugd. In de Roompotstraat in Amsterdam woonde tegenover Snijders een man met zwart haar en zwarte ogen, die ook nog eens gekleed ging in het zwart. Het was een Witrus. “Dit is verwarrend voor een kind; misschien is toen de bodem gelegd voor mijn wantrouwen tegen Russen, of voor mijn wantrouwen tegen taal.”

Geen opmerkingen: