zondag 12 juni 2016

Philippe Claudel – De boom in het land van de Toraja

‘De boom in het land van de Toraja’ begint heel mooi op het eiland Sulawesi. De Toraja is een volk dat geobsedeerd is door de dood. Wanneer er iemand sterft vindt er een zeer uitgebreide ceremonie plaats, waar alle familieleden bij aanwezig moeten zijn. Het duurt soms maanden voordat de goed geconserveerde dode wordt begraven. Al die tijd wordt het lichaam als ziek beschouwd, niet als dood.


Deze tussenfase, de dode die nog leeft, is het thema in dit meest recente boek van Philippe Claudel, vertaald door Manik Sarkar. De hoofdpersoon is een ongeveer 50-jarige Parijse filmmaker. Hij keert terug uit Sulawesi en hoort dat zijn beste vriend Eugène kanker heeft. Ondanks Eugènes optimisme overlijdt hij vrij snel.

De rest van het boek draait voornamelijk om de gedachten van de filmmaker over de dood, tijdelijkheid en lichamelijkheid. Hij krijg een jongere vriendin, Elena, en hij werkt aan een nieuwe film die draait om deze thema’s. Het verhaal van de film speelt zich af in de nabije toekomst, waarbij mensen een robotpartner kunnen hebben. De hoofdpersoon in de film kiest niet voor een jong en prachtig exemplaar, maar juist voor het afwijkende. Hiermee maakt hij zichzelf verdacht.

Het verhaal van ‘De boom in het land van de Toraja’ is daarmee snel verteld. De filmmaker ontmoet zijn nieuwe geliefde omdat hij allerlei vragen heeft over de ziekte van zijn vriend. De arts blijkt de jonge vrouw te zijn die hij vanuit zijn raam al vaker in het tegenovergelegen appartement halfnaakt had zien rondlopen. Hij bekeek haar alsof je naar een film zat te kijken.

Het gaat Claudel in dit boek vooral om de gedachtestroom van de filmmaker. Eugène is zijn beste vriend, maar geldt dat ook omgekeerd. “Je kunt nooit echt weten wat je voor een ander betekent, en aan dergelijke desillusies heb ik een paar van mijn smartelijke teleurstellingen overgehouden.”

Hij vraagt zich af wat de relatie tot zijn lichaam is. Hij bevindt zich in de fase van het vijandige lichaam. Jarenlang bestond er een evenwicht. Het lichaam werd goed onderhouden en hij kreeg er voedselgenot, liefdesinspanning e.d. voor terug. Nu begint hij de aanwezigheid ervan te voelen: slijtage, ongehoorzaamheid. Hij voelt zich door zijn lichaam verraden.

Wanneer hij met Eugène even wegvlucht uit het ziekenhuis en zij samen in een uitgestorven café zitten zien zij opeens Milan Kundera zitten. Eugène is gefascineerd. Hij is echter geschokt door de verandering. “De tijd is nooit zo goed te meten als wanneer je hem toevallig tegenkomt via de omweg van en straat of een man of vrouw die je jaren gelden voor het laatste hebt gezien.”

Zijn bespiegelingen gaan over de hedendaagse maatschappij. Hij ziet een televisiereportage over vluchtelingen en voelt zich om de tuin geleid door de filmische vormgeving van ellende. Zo doet hij dat ook in zijn films.

“Door een soort omkering wordt de wereld tegenwoordig gestuurd door de fictie.” Het filmisch universum beïnvloedt de werkelijkheid. Hij verwijst hier naar de filmpjes over onthoofdingen die niet zomaar een verslaglegging zijn.

Hij probeert al deze ideeën in zijn eigen film onder te brengen en worstelt daarmee. De robot in de film wordt werkelijkheid. Moet hij sterven? En kun je iets laten sterven wat niet leeft?

De gedachten over Eugène en het werken aan de film kun je interpreteren als de ceremonie voordat zijn vriend werkelijk begraven is. Dat heeft Claudel op mooie wijze gedaan.

‘De boom in het land van de Toraja’ is daarom wat ideeën betreft een rijk boek. De verhaallijn komt wat minder uit de verf. Ik zag - nog voordat Kundera opdoek in dit boek – wel een vergelijking met zijn werk. Liefhebbers van Kundera kunnen dit boek zonder meer aanschaffen.


‘De boom in het land van de Toraja’ eindigt met nieuw geluk voor de filmmaker. De titel verwijst overigens naar de boom van de Toraja als de plek waar jonggestorven kinderen in worden begraven. Ik hoop dat dit geen vooruitwijzing is naar het lot van dat prille geluk van de filmmaker.

Geen opmerkingen: