‘De boom in het land van de Toraja’
begint heel mooi op het eiland Sulawesi. De Toraja is een volk dat
geobsedeerd is door de dood. Wanneer er iemand sterft vindt er een zeer
uitgebreide ceremonie plaats, waar alle familieleden bij aanwezig moeten zijn.
Het duurt soms maanden voordat de goed geconserveerde dode wordt begraven. Al
die tijd wordt het lichaam als ziek beschouwd, niet als dood.
Deze tussenfase, de dode die nog
leeft, is het thema in dit meest recente boek van Philippe Claudel, vertaald
door Manik Sarkar. De hoofdpersoon is een ongeveer 50-jarige Parijse filmmaker.
Hij keert terug uit Sulawesi en hoort dat zijn beste vriend Eugène kanker
heeft. Ondanks Eugènes optimisme overlijdt hij vrij snel.
De rest van het boek draait
voornamelijk om de gedachten van de filmmaker over de dood, tijdelijkheid en
lichamelijkheid. Hij krijg een jongere vriendin, Elena, en hij werkt aan een
nieuwe film die draait om deze thema’s. Het verhaal van de film speelt zich af in de nabije
toekomst, waarbij mensen een robotpartner kunnen hebben. De hoofdpersoon in de film kiest
niet voor een jong en prachtig exemplaar, maar juist voor het afwijkende.
Hiermee maakt hij zichzelf verdacht.
Het verhaal van ‘De boom in het land
van de Toraja’ is daarmee snel verteld. De filmmaker ontmoet zijn nieuwe
geliefde omdat hij allerlei vragen heeft over de ziekte van zijn vriend. De
arts blijkt de jonge vrouw te zijn die hij vanuit zijn raam al vaker in het
tegenovergelegen appartement halfnaakt had zien rondlopen. Hij bekeek haar
alsof je naar een film zat te kijken.
Het gaat Claudel in dit boek vooral
om de gedachtestroom van de filmmaker. Eugène is zijn beste vriend, maar geldt
dat ook omgekeerd. “Je kunt nooit echt weten wat je voor een ander betekent, en
aan dergelijke desillusies heb ik een paar van mijn smartelijke
teleurstellingen overgehouden.”
Hij vraagt zich af wat de relatie
tot zijn lichaam is. Hij bevindt zich in de fase van het vijandige lichaam.
Jarenlang bestond er een evenwicht. Het lichaam werd goed onderhouden en hij
kreeg er voedselgenot, liefdesinspanning e.d. voor terug. Nu begint hij de
aanwezigheid ervan te voelen: slijtage, ongehoorzaamheid. Hij voelt zich door
zijn lichaam verraden.
Wanneer hij met Eugène even
wegvlucht uit het ziekenhuis en zij samen in een uitgestorven café zitten zien
zij opeens Milan Kundera zitten. Eugène is gefascineerd. Hij is echter geschokt
door de verandering. “De tijd is nooit zo goed te meten als wanneer je hem
toevallig tegenkomt via de omweg van en straat of een man of vrouw die je jaren
gelden voor het laatste hebt gezien.”
Zijn bespiegelingen gaan over de
hedendaagse maatschappij. Hij ziet een televisiereportage over vluchtelingen en
voelt zich om de tuin geleid door de filmische vormgeving van ellende. Zo doet
hij dat ook in zijn films.
“Door een soort omkering wordt de
wereld tegenwoordig gestuurd door de fictie.” Het filmisch universum beïnvloedt
de werkelijkheid. Hij verwijst hier naar de filmpjes over onthoofdingen die niet
zomaar een verslaglegging zijn.
Hij probeert al deze ideeën in zijn
eigen film onder te brengen en worstelt daarmee. De robot in de film wordt
werkelijkheid. Moet hij sterven? En kun je iets laten sterven wat niet leeft?
De gedachten over Eugène en het
werken aan de film kun je interpreteren als de ceremonie voordat zijn vriend
werkelijk begraven is. Dat heeft Claudel op mooie wijze gedaan.
‘De boom in het land van de Toraja’ is daarom
wat ideeën betreft een rijk boek. De verhaallijn komt wat minder uit de verf.
Ik zag - nog voordat Kundera opdoek in dit boek – wel een vergelijking met zijn
werk. Liefhebbers van Kundera kunnen dit boek zonder meer aanschaffen.
‘De boom in
het land van de Toraja’ eindigt met nieuw geluk voor de filmmaker. De titel verwijst
overigens naar de boom van de Toraja als de plek waar jonggestorven kinderen in
worden begraven. Ik hoop dat dit geen vooruitwijzing is naar het lot van dat
prille geluk van de filmmaker.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten