Meester in
hygiëne is het debuut van Anton
Valens uit 2004: een ijzersterk debuut. Bonne is kunstschilder, maar schildert
zijn werken vooral op de prachtige ramen
van de oude mevrouw Honkoop. Zij is een van de mensen die Bonne bezoekt als
thuishulp.
In negen
verhalen beschrijft Valens negen thuishulpoudjes waar Bonne het gevecht aangaat
tegen het vuil en meeleeft met de aftakeling van de bewoners. Elk verhaal, het
geheel vormt een roman, begint bij een eerste kennismaking en eindigt met de
dood of de verhuizing naar het verpleeghuis van de hulpontvanger.
De oude
mensen zijn meestal een beetje raar of vies. Na elk verhaal zie de hoofdpersoon
haarscherp voor je. Je kunt ze bijna ruiken. Dat is knap van Valens. De
verhalen zijn tragisch en komisch. De portretten zijn levensecht. Je vraagt je
af hoe Bonne en talloze andere thuishulpen het uithouden.
Mevrouw
Waghto heeft tot haar vijvenzeventigste jaar schoongemaakt in huizen. Zij begon
hiermee toen zij elf was. Zij is nu negenentachtig, ze is klein en loopt krom. Boodschappen
komen van de Aldi, zij kan nauwelijks spellen en ze is uitermate blij met haar
AOW-inkomen. “De geschiedenis was totaal langs haar heen gegaan omdat ze
gefixeerd was op overleven van zichzelf en haar huisgezin.” De
beschrijving van mevrouw Waghto is liefdevol. Zij is wat simpel en ze blijft
ondanks haar tegenslagen optimistisch. Altijd zegt ze: “het zit, zoals het
zit.“ Een dooddoener die door Bonne wordt overgenomen.
De oudjes
uit de volgende hoofdstukken zijn eerder gek dan vertederend. Ripmeester is
over de negentig en licht godsdienstwaanzinnig. Er hing een kwalijke geur in de
vertrekken, maar hij had zelf geen last van de penetrante lucht uit de
toiletpot en van de bruingevlekte lakens. Net als
veel van Bonne’s klanten bewaart Ripmeester allerlei spullen met het idee dat
dit later nog van pas kan komen. Zo heeft hij een enorme hoeveelheid dozen in
huis waar Kerstgoed in zit. Allemaal stevig dichtgebonden met elastiekjes. Hij
was bezeten van elastiek. Wanneer de kerst aanbreekt blijven de dozen echter
gesloten.
Een andere
eigenschap die de oudjes gemeen hebben is het oeverloos praten over zichzelf. Bonne
krijgt eindeloos dezelfde verhalen voorgeschoteld. In zijn bestaan zijn ze
nauwelijks geïnteresseerd. Leuk is dat
er in de gesprekken soms wonderlijke woorden opduiken. Ripmeester had het over
zijn vader als een papperaar. Pappen betekent hier: grote hoeveelheden alcohol
naar binnen slaan. De aan
wanen leidende Van Wiffelen, oud handelaar in hengelsportartikelen en vroeger
bevriend met vele bekende Nederlanders, heeft ook prachtige uitdrukkingen.
Urmepijpjes zijn bijvoorbeeld knieën. Het hebben van gemeenschap noemt hij contremapzakken.
Het is zijn woord voor “het beest met de twee ruggen spelen.”
De wereld
van de kunstacademie, waar Bonne nog enigszins mee verbonden is en het
huishoudelijke werk lopen soms heel grappig door elkaar. De huizen van de
oudjes staan vol met de meest lelijke rommel. Maar de babydekentje bij mevrouw
Honkoop kunnen uitgestald in de museum doorgaan voor abstracte kunst, merkt
Bonne op.
Hoenderdos is
een “zuigend adres”. Na een klein conflict doet hij zijn beklag bij de bazin
van Bonne. Maandenlang komt hij er op terug en bevestigt steeds dat zij het nu best met elkaar kunnen vinden.
Hoenderdos is depressief en ligt het liefst de hele dag op bed. Als hij
wakker is heeft hij een paarse duster
met uitgebeten plekken aan. Hij rookt zijn sigaar en vraagt elke dag of de
bakjes zijn bijgevuld met water.
Mevrouw
Stelle is ook tamelijk de weg kwijt. Ze zeurt dat de trap naar boven, waar zij
zelden komt, moet worden gedaan en geeft op hoe hygiënisch zij is. Ondertussen slaagt
zij er elke week in de keuken in een totale bende te doen veranderen. Alles wat
zij pakt laat zij staan of laat zij uit haar handen vallen. Voedingswaren
liggen door de hele keuken verspreid. Het meurt en er loopt ongedierte rond.
Mevrouw Stelle ziet het niet. Het keukenproces is een vrij complexe materie, ”maar
je hoeft geen Einstein te zijn om een deksel op een pot augurken te doen.”
Daarbij praat zij aan één stuk door. “Hypnotiserende stromen geleuter omspoelde
me.”
Steeds meer
krijg ik bewondering voor Bonne. Hij blijft rustig en houdt het werk vol.
Valens beschrijft de wereld van de thuiszorg met relativisme en humor, maar de
tragiek van de aftakelende mens en de zinloze herhaling van het gedrag van de
mensen waar Bonne schoonmaakt is schrijnend. Geen wonder dat aan het eind van
het boek het werken hem steeds zwaarder valt. ‘Meester in hygiëne’ is een
absolute aanrader.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten