Hermans was jarenlang bevriend met Rudy Kousbroek. Zij
deelden een passie voor apparaten en wilden samen een boek schrijven met veel
illustraties, onder de titel ‘Machines in Bikini’. Het idee hadden zij al in
1965. Helaas, de vriendschap ging over en het is er niet van gekomen.
Deze uitgave is van 1977 en bevat geen illustraties. Het is
een mooie uitgave, niet voor de handel bedoeld en veel dunner dan
oorspronkelijk het idee van de twee vrienden was.
De kern van het essay is dat een nieuw taboe zich aandient.
“De vrouwen worden steeds verder uitgekleed, maar de machines worden
aangekleed.” Het was Hermans een doorn in het oog, vooral het tweede punt.
Machines waren voor hem kunstwerken. Om die te kunnen
bewonderen moest je het mechaniek kunnen zien. Maar steeds vaker was het
mechaniek in auto’s, klokken, e.d. verstopt achter een eenvormig omhulsel. Het
mechanisme wordt onbereikbaar gemaakt. Het gevolg is dat de gebruiker machines
ziet als dieren, die naar hartenlust mishandeld mogen worden.
Tegen de eerste ontwikkeling, dat vrouwen steeds meer
uitgekleed worden, heeft Hermans minder bezwaar. “Het is de verdienste van de
twintigste eeuw, dat de vrouw weer ongehinderd gestroomlijnd mag zijn.” De
stroomlijn bij een machine werkt echter juist verhullend.
Aan het eind van dit boekje vraagt Hermans zich af waar het
naartoe moet. Machines zullen geheel uit het zicht verdwijnen. De fysica maakt zich meester van
de psychologie. En de mensheid zal met een bevolkingsdichtheid van één mens per
vierkante meter, onder hypnose leven.
“In die tijd, waarin iedereen gesuggereerd zal worden dat
hij gelukkig is, hoeft er vanzelfsprekend op de hele wereld niets meer te
gebeuren. Want waarvoor”
Geen opmerkingen:
Een reactie posten