Bij een Boekenweek hoort een Boekenweekgeschenk. En bij een
Boekenweekgeschenk hoort een
Boekenweekessay dat aansluit bij het jaarlijkse thema. Dit jaar is het
geschreven door Pieter Steinz. Een essay, waarin een standpunt wordt
uiteengezet is het niet. ‘Waanzin in de
literatuur’ is een verzameling anekdotes en verhalen over waanzinnige
schrijvers en krankzinnige personages in de literatuur.
Het rijtje schrijvers dat voorbij komt is indrukwekkend:
onder anderen Boudewijn Büch, Biesheuvel, Achterberg, Arends, Sylvia Plath.
Evenzo het aantal romanfiguren: Humbert Humbert, Don Quichot, Bateman, etc.
Het boekje is opgezet als een rondleiding door een dolhuis.
Dit brengt de schrijver meteen bij Boudewijn Büch, die een boek schreef onder
de titel ‘Het Dolhuis’. Los van zijn verzamelgekte is Büch vooral een pathologische
leugenaar. Trouwe lezers en vrienden waren geschokt toen bekend werd dat alles
aan hem gelogen was: zijn opleiding, zijn jeugdtrauma’s, de verhalen over zijn
vader en de dood van zijn zogenaamde zoontje. Zelfs de puntjes op de u in zijn
naam zijn door hemzelf verzonnen.
Een zelfde geval, en een veel groter schrijver dan Büch is
Gogol. Over hem schrijft Steinz dat hij in een vlaag van verstandverbijstering
het tweede deel van zijn meesterwerk ‘Dode Zielen’ in de brand stak. Maar
vanwege Gogols manie alles aan elkaar te liegen is het zeer onwaarschijnlijk
dat dit tweede deel ooit geschreven is.
Steinz staat ook stil bij Edgar Allan Poe, die aan
depressies leed en bekend stond om zijn excentrieke gedrag. Van hem is vrijwel geen
verhaal te vinden waarin niet iemand krankzinnig wordt: bezeten van de perfecte
moord of de angst om levend begraven te worden zijn twee voorbeelden.
Aan het eind van zijn leven leed Poe meer en meer onder
zijn drugs- en drankgebruik en deed een zelfmoordpoging. Vlak voor zijn dood
was hij een paar dagen zoek. Men vond hem ‘ijlend in een goot in Baltimore’.
Hij had andermans kleren aan, maar kon niet meer vertellen hoe dit zo kwam. Poe
overleed enkele dagen later.
Steinz houdt van lijstjes. Daar zijn er achterin het boekje
een aantal van opgenomen: psychiatrische gevallen in de Nederlandse literatuur,
fobieën en manieën, ongevaarlijke gekken; heerlijk om te lezen.
Dit is kortom een boekje om bijvoorbeeld komende zondag in
de trein te nuttigen. Het leidt vrijwel zeker tot een nieuw lijstje: boeken die
binnenkort gelezen moeten worden.
Tenslotte komt Steinz tot de conclusie dat elke roman op
een of andere manier over gekte gaat. Eerst overweegt hij nog de mogelijkheid
dat het aan zijn persoonlijke voorkeur ligt, maar kijkend naar andere lijstje
verwerpt hij dit: “alleen de boeken van Jane Austen scoren laag op de
waanzinmeter. De meeste goede boeken hebben op z’n minst een beetje gekte
nodig.”
Geen opmerkingen:
Een reactie posten