Ik ken Thomése
van zijn grappige boeken. Schaduwkind uit 2003 is allerminst grappig. Thomése
schrijft over zijn jong gestorven dochtertje. Het is geen verhaal of roman.
Schaduwkind is geschreven als therapie. Hoe verwerkt een schrijver zo’n immens
leed? Door te doen waar hij goed in is: schrijven.
Het boek is
opgebouwd uit stukjes van één of twee pagina’s: het zijn gedachten geleid door
verdriet. “Dit is het dus, werd er in
mij gedacht. Dit is het ergste wat mij kon overkomen en het is nu aan het
gebeuren. Daar achter me gaat ons kind nu dood. Straks is ze voor altijd weg.
Ik wist het, maar ik voelde het niet. Ik voelde helemaal niks meer.”
Thomése denkt
na over leven en dood, over tijdelijkheid en de onomkeerbaarheid van wat hem is
overkomen. “Soms vergeet ik dat de toekomst nieuw is. Dan heb ik de oude nog in
mijn hoofd. Denk ik per ongeluk dat alles nog moet beginnen.”
Hij zoekt
naar passages bij schrijvers die hij bewondert. Er gaat een kind dood in
‘Laughter in the Dark’ van Nabokov en in ‘De leerschool der liefde’ van
Flaubert. Het verhaal gaat naar een paar alinea’s gewoon door. “Hoeven zij dan
niet opnieuw te leren lopen, praten, leven?”
Het is niet
te verdragen. Het laatste stukje uit ‘Schaduwkind’ is getiteld ‘Zo verdaag je
het’. “Het gebeurde buiten, ik wist niet wat ik moest beginnen, ik stond achter
het raam en kon niets doen, ik kon mijn armen niet uitstrekken, ik kreeg mijn
mond niet open, ik kon er niet heen, ik kon mijn benen niet bewegen.
Afgescheiden van haar was ik.”
Geen opmerkingen:
Een reactie posten