Dit boekje
met filosofische raadgevingen kreeg ik van Ronald met Kerst. Theo Kars zet in
korte stukjes uiteen hoe hij de wereld en de mensheid ziet en vooral hoe je het
beste je eigen geluk kunt verwezenlijken.
Het zijn
leuke gedachten, soms mooi verwoord. Zij zijn niet altijd even verrassend, wel
consequent. Bovenal moet je de massa mijden en je eigen leven volgens je eigen
normen inrichten.
Hij verwijst
vaak naar grote auteurs als Seneca, Multatuli en Voltaire. Ook zoekt hij soms naar
de betekenis van een verschijnsel door op zoek te gaan naar de oerbetekenis in
het Latijn; alsof dat iets verklaart.
Om Kars te
leren kennen, kun je hem het best citeren:
“Wie helder
formuleert, denkt helder”
“Anderen…
verkiezen de roes van een waanidee boven de inspanning die het verwerven van
reëel aards geluk vergt.”
“Wat
bejaarde klagers voor hun filosofische theorieën aanzien, is niet meer dan een
symptoom van hun eigen lichamelijke verval – het zijn ouderdomsverschijnselen
als gerochel, gehoest of gesteun.”
“Als het
bedrijven van de liefde ons geen genot maar pijn zou verschaffen, zou het door
alle godsdiensten als deugdzaam en verdienstelijk worden aangemerkt.”
Kars vliegt
weleens uit de bocht. In een stukje over doemdenken schrijft hij dat
wetenschappers die waarschuwen voor de opwarming van de aarde het helemaal mis
hebben. En je moet vooral niet altijd blindvaren op de wetenschap.
Een pagina
later heeft hij het over het effect van volle maan op onze gemoedstoestand en
verwijst hij naar de wetenschap die dit bewezen zou hebben.
Kars haalt
weleens de biologie aan. Over nationalisme schrijvend komt hij op de evolutie
uit. “De natuur is namelijk, in eerste instantie, niet geïnteresseerd in
individueel geluk, maar uitsluitend in vermeerdering en versterking van de
soort.” Dit is een populaire, maar onjuiste gedachte. Ten eerste is ‘de natuur’
niet een ding, een sturende kracht, of iets dergelijks, maar dat kan
beeldspraak zijn.
Ten tweede
is evolutie niet gericht op het in stand houden van een soort: de motor is de
genetisch variantie, het doorgeven van eigenschappen aan een volgende generatie
genen. Op dit niveau is het niet van belang of een soort overleeft, als de
genetische eigenschappen maar doorgegeven worden. Het in stand houden van een
soort betekent juist geen variatie en aanpassing. Als dat een ‘doel‘ zou zijn
dan heeft ‘de natuur’ behoorlijk gefaald vanaf het moment dat de eencelligen
zich ontwikkelden.
Kars denkt
vaak zwart-wit. De overheid moet je nooit vertrouwen, is een aardig maar niet
origineel advies. Hij gaat verder: geen enkele politicus is te vertrouwen.
Even consequent
(of zwart-wit) denkt hij over allerlei andere zaken, zoals het lezen van de krant
(tijdverspilling), op vakantie gaan (levert niets op) of vieringen en
herdenkingen (onzin, magisch denken).
Het wordt
erg saai als je al de raadgevingen van Kars opvolgt; geen alcohol of drugs,
geen feestjes, geen roes, geen god, geen kinderen, geen sport, enzovoorts,
enzovoorts.
Kars’
benadering om levensgeluk na te streven is erg rationeel. Al het gedrag dat
mensen vertonen zonder enige goede reden, lijkt door hem te worden verworpen
als zinloos. De sociale kant van het menselijk leven verliest hij hierbij ook uit
het oog.
Alleen
tennissen vindt hijzelf een leuke ontspanning, gezien de vele verwijzingen naar
dit spelletje.
Tegen het
einde van het boek komt er plotseling een aap uit de mouw. Kars heeft belangstelling
voor helderziendheid en verwerpt het niet als flauwekul. Hij beroept zich op
bondgenoten, zoals Stendhal, die een romanfiguur voorspelingen laat doen, die zowaar
uitkomen…
Heeft Theo
Kars dit opgeschreven juist die ene dag in het jaar dat hij wel van zichzelf los
mocht gaan? Na een potje tennis snoof en zoop hij er eens flink op los en werd
hij spontaan helderziend.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten