Dit boek van Andrzejewski zit wonderlijk in elkaar. De auteur is een
bekende Poolse schrijver. Hij is vooral bekend om zijn oorlogsroman ‘As en
diamant’ uit 1947. ‘De poorten van het paradijs’ is uit 1960. Het boek speelt
zich af tijdens een Middeleeuwse Kinderkruistocht. De stijl is zangerig en
repeterend. De iets meer dan 100 pagina’s tekst bestaat uit twee zinnen. De
tweede zin telt slechts 6 woorden.
Tijdens de tocht op weg naar Jeruzalem, door heidense Turken
bezet, doet op één dag een aantal personages hun verhaal aan een oude monnik.
De monnik, die eerder in Jeruzalem is geweest, neemt hen de biecht af en moet
de missie zijn zegen geven. Wat hij te horen krijgt zijn behoorlijke complexe
liefdesverwikkelingen.
Jacob van Cloyes is een aangenomen kind. Hij wordt Jacob de Vondeling
genoemd, later Jacob de Schone. Hij woont in een eenzame hut en hoort op een
dag de stem van God die hem oproept naar Jeruzalem op te trekken.
Blanche is verliefd op Jacob, net als Alexis. Maud is weer
verliefd op Alexis, die niks van haar moet hebben. Alexis is een aangenomen
kind. Zijn adoptievader was ooit betrokken bij een slachtpartij tijdens de verovering
van Constantinopel. Hij doodde Alexis’ natuurlijke ouders en nam het kind mee. Hij
voedde hem niet alleen op en maakte hem erfgenaam, maar werd ook zijn minnaar.
Dergelijke relaties en gewenste relaties bepalen de motieven
voor deze kruistocht. “…vergeef mij, lieve barmhartige Jezus, dat ik niet uit
liefde tot u naar uw verre graf ga, doch gebonden door een andere liefde…” Uit de bekentenissen komt meer en meer naar voren dat
persoonlijke verhalen en begeerten de jongeren dreven om op pad te gaan. Het
religieuze motief (het vertrouwend geloof en de onschuld van kinderen) leidt
tot een redenering dat alles geoorloofd is om het hoogste doel te dienen.
Deze redenering maakt plaatst voor een bekentenis als de
volgende: “…deze handen zijn de handen van een moordenaar, wat betekent blind
geloof en geloof op zichzelf in het
aangezicht van deze handen, die de handen van een moordenaar zijn en thans
slechts wellust kunnen ontrukken aan onderworpen lichamen, slechts wellust
kunnen geven en nemen, want wanneer alles faalt, blijft de begeerte over, niets
anders, geen liefde en geen trouw, alleen begeerte, de metgezel der eenzamen…”
De bevrijdende tocht is voor velen een vlucht. De monnik
schudt meewarig zijn hoofd op het verhaal dat Jacobs tocht werd ingegeven door
de Goddelijke stem die hem hoop gaf: “…niet de leugen maar de waarheid
vernietigt hoop..” De gelovigen houden zich liever vast aan leugens.
Andrzejewski schreef het boek tegen de achtergrond van het
communisme. Het is een kritiek op massabewegingen. Czeslaw Milosz wijst hier op
in ‘The history of Polish literature’. De achtergrond van massabewegingen ligt
in de angst om alleen te zijn en is uiteindelijk gegrond op begeerte en wellust.
‘De poorten van het paradijs’ is een complex boek; je moet
er je hoofd bijhouden. Na meer dan 60 jaar is het nog steeds actueel. Een blik
op de televisie, waar ik hysterische groepen voetbalsupporters zie schreeuwen,
is voldoende om dit te bevestigen.
De monnik kan na het aanhoren van alle verhalen en motieven zijn
zegen niet uitspreken. De massa luistert echter niet meer naar hem. Hij komt ten
val, ligt in de modder en wordt vertrapt. De stoet rust niet en loopt door op
weg naar Jeruzalem. De tweede zin luidt: “En zij gingen de gehele nacht.”
Geen opmerkingen:
Een reactie posten