maandag 9 juni 2014

F. Harmsen van Beek – Wat knaagt? & Neerbraak


Fritzi Harmsen van Beek was vooral dichteres. Eind jaren 50 trouwde zij met Remco Campert. Het huwelijk hield niet lang stand. Zij maakte deel uit van een Amsterdamse culturele scene waar ook Cees Nooteboom, Ed van der Elsken en Rijk de Gooyer toe behoorden. Tot begin jaren 70 cirkelde zij rond in deze wereld, daarna leefde zij teruggetrokken op het Groningse platteland. In 2009 overleed zij.


Naast gedichten schreef Fritzi Harmsen van Beek een aantal verhalenbundel. Wat knaagt? & Neerbraak zijn haar eerste twee bundels uit 1968 en 1969, in deze uitgave zijn ze samengevoegd.

Haar verhalen zijn mysterieus, sprookjesachtig. En je weet nooit precies waar het heengaat. Vaak is onduidelijk waar en wanneer een verhaal zich afspeelt, en zelfs wie de ik-figuur is: een  vrouw, een man of een dier.

Wat is een neerbraak? Zij geeft hier de volgende omschrijving van: “De neerslag van een gedachte over het een of ander van een schrijver, zo geformuleerd dat een (voor)oordeel wordt doorbroken bij de lezer.”

Haar doel lijkt het om de lezer op het verkeerde been te zetten, te verwarren. Daarbij hanteert zij een heel apart taalgebruik. Het is bijzonder proza. De meeste verhalen blijf je geboeid uitlezen, maar soms wordt het al te vaag: gedachten en gebeurtenissen lopen dwars door elkaar heen, zonder enige richting. Voorzichtig teruglezend zie je echter wel degelijk samenhang.

Opvallend is dat de eerste alinea’s van haar verhalen vaak ijzersterk zijn, verderop dreigt zij weleens te ontsporen. Het beste kan ik haar uitgebreid citeren.

Het begin van ‘13 manieren om in tranen uit te breken’ luidt als volgt:
'Tien maanden heb ik onlangs doorgebracht op een eiland, een beetje een ledikantvormig eiland, nogal erg ledikantvormig was het. Maar niet onbewoond, omdat ik immers, hoewel uitsluitend, er was. Nogal erg uitsluitend was ik er. (Dat van Robinson Cr. heb ik nooit begrepen, noch de beweringen van die andere, nu maar niet aan te halen anderen: onbewóónd, zij waren er toch?) Nu ja, hoewel niet onbewoond dus, was mijn eiland toch zo eenzaam dat ik mij, op den duur tenminste, zorgen begon te maken over mijn z.g. geestesgesteldheid.”

Het verhaal ‘Ingeburgerd’ heeft ook een prachtig begin.
“Op reis zijnde, kom je opeens bij een grenskantoor terecht van een land dat daar volgens mijn overigens dus nogal beperkte topografische inzichten, volstrekt niet behoort te liggen. Ik spreek mijn bevreemding uit tegenover de man achter het loket.
‘Dat klopt, ouwe,’zegt opgewekt de beambte die er zelf met zijn oude-veldsla-achtige voorkomen uitziet als het begin van een weinig goeds voorspellend akkertje, zo’n akkertje als men wel liggen ziet langs de spoorrails, terzijde van die kleine kartonnen huisjes waarop men vaker de getallen 13, 8 en 27 kan opmerken dan bijvoorbeeld 4, 9 of 61, zonder dat het ooit duidelijk wordt, waarom dit zo is.”

Een nogal opmerkelijk begin van een mooi verhaal. Het verzameld werk van Fritzi Harmsen van Beek telt slechts 256 pagina’s en is gewoon nog te koop. Ik zal het eens aanschaffen.

Geen opmerkingen: