Maarten ’t Hart lijkt zich overal voor te lenen. In 1991
schreef hij de tekst voor dit jubileumboekje van de vrijwillige brandweer.
Enthousiast schrijft hij over zijn vader die jarenlang lid was van het corps in
Maassluis. Maarten ’t Hart geeft een hele reeks redenen waarom zijn vader dit
zo graag wilde. De dwingende behoefte om midden in de nacht brandjes te blussen
zit daar niet tussen.
Ten eerste kreeg zijn vader een mooi brandweeruniform met
goud op de pet, goud op de schouders, goud op de mouwen en gouden knopen, dat
hij vaak droeg. Hij had ook een grafmakersuniform maar dit was niet zo passend
bij feestelijke gelegenheden.
Behalve het uniform was er de brandweeravond. Elke dinsdag
ging zijn vader biljarten in de kazerne. “Mijn vader biljartte altijd op zaterdagmiddag
in de schuur van oom Klaas, die harmoniums goedkoop inkocht en duur verkocht.”
Hij verloor altijd. Op de brandweerkazerne oefende hij net zolang tot hij zijn
oom een keer kon verslaan.
Naast de wekelijkse avond was er de jaarlijkse uitgaansdag. Vader
ging naar Antwerpen, in uniform de grens over. Dit was niet eerder in de
familie voorgekomen. In Antwerpen stonden bij huizen van brandweermannen gladde
palen ingesmeerd met groene zeep, zodat zij snel naar beneden konden glijden om
een brand te blussen. Maarten luisterde ademloos naar deze verhalen.
Gek genoeg kan Maarten ’t Hart zich uit zijn jeugd geen
echte brand herinneren. Zijn vaders belevenissen bij het corps maakten wel
genoeg indruk.
Dit boekje bevat bij het verhaal van Maarten ’t Hart,
tekeningen van Peter van Straaten. Het kaftje heeft een rode brandrand,
schattig.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten