Het leven van vogels zit vol raadselen. Hoe bestaat het dat kleine
zangvogeltjes zulke afstanden kunnen afleggen, dat roofvogels van grote hoogte
een muisje kunnen waarnemen en waarom staat een ooievaar op één poot? Honderd
van dergelijke vragen worden beantwoord in dit grappige en mooi uitgegeven
boekje van de vogelbescherming.
Lummelen vogels wel eens? Als je weet dat de meeste vogels de hele dag
met eten bezig zijn, een trektocht van duizenden kilometers moeten afleggen en
jongen moeten groot brengen - de eieren wegen soms meer dan de helft van hun
eigen lichaamsgewicht - dan weet je dan zij geen tijd hebben om zich te
vervelen. Zijn de jongen snel uitgevlogen, dan dringt zich een tweede legsel
op.
Oorspronkelijk leven meeuwen aan zee. De reden dat zij, ook
in de stad, zo krijsen is dat zij boven het lawaai van de branding moeten
uitkomen. Vogels vallen niet gauw van
een tak. Dit komt omdat veel soorten een klemmechanisme aan hun poten hebben.
Mooie weetjes zijn dit. Net als het verhaal van de zwaluwen.
Zij verblijven altijd hoog in de lucht en vangen hier enorme hoeveelheden
insecten. Jongen moeten in één keer kunnen vliegen en komen de eerste twee jaar
van hun leven niet uit de lucht: slapen, eten, poetsen en vrijen doen zij
vliegend.
Aalscholvers zie je weleens met gespreide vleugels aan de
waterrand staan. Waarom toch? De meeste vogels poetsen zichzelf na een bad op.
Zij hebben een vetklier waarmee zij hun veren waterafstotend maken. Vreemd
genoeg ontbreekt deze klier bij aalscholvers. Daarom slaan zij hun vleugels
open om te drogen.
Het enige wat jammer is aan dit leuke boekje is dat een paar
verhalen terugkeren: soms in een andere vorm, soms bijna letterlijk, zoals het
verhaal over ringen van trekvogels (21 en 35). Foutje van de redactie?
Het mooiste verhaal vind ik het ingenieuze systeem van
vogel-ogen. Alles klopt. Veel vogels hebben hun ogen opzij zitten. Het voordeel
is dat hun blikveld groot is. Het nadeel is dat zij moeilijker diepte en
scherpte kunnen zien. Roofvogels hebben daarom hun ogen meer van voren zitten.
Zien is heel belangrijk voor vogels. De ogen zijn daarom groot. De oogkassen
kunnen echter niet bewegen, dit kost teveel ruimte in het hoofdje. Als
compensatie kunnen zij de nek heel soepel rond bewegen.
Hoe groter de ogen van een soort, hoe minder ruimte er is
voor hersenen. Of de compensatie wordt elders gezocht. Uilen zijn meestal groot
en hebben dus een wat grote hoofd. Dat is handig want dan is er voldoende
ruimte voor hun extreem grote ogen en voor meer hersenen. Beide hebben zij
nodig om te kunnen jagen in het donker. Daarbij hebben zij het vermogen hun kop
180 graden rond te kunnen draaien.
Niet alles over wat hierboven staat over vogel-ogen komt uit
dit boekje. Maar het blijft een boeiend onderwerp, net als de vele andere
bijzonderheden over het leven van vogels. En om te weten waarom een specht geen
koppijn krijgt, zul je dit boekje zelf moeten kopen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten