donderdag 29 mei 2014

Monica Wesseling – Waarom krijgt een specht geen koppijn?


Het leven van vogels zit vol raadselen. Hoe bestaat het dat kleine zangvogeltjes zulke afstanden kunnen afleggen, dat roofvogels van grote hoogte een muisje kunnen waarnemen en waarom staat een ooievaar op één poot? Honderd van dergelijke vragen worden beantwoord in dit grappige en mooi uitgegeven boekje van de vogelbescherming.


Lummelen vogels wel eens?  Als je weet dat de meeste vogels de hele dag met eten bezig zijn, een trektocht van duizenden kilometers moeten afleggen en jongen moeten groot brengen - de eieren wegen soms meer dan de helft van hun eigen lichaamsgewicht - dan weet je dan zij geen tijd hebben om zich te vervelen. Zijn de jongen snel uitgevlogen, dan dringt zich een tweede legsel op.

Oorspronkelijk leven meeuwen aan zee. De reden dat zij, ook in de stad, zo krijsen is dat zij boven het lawaai van de branding moeten uitkomen.  Vogels vallen niet gauw van een tak. Dit komt omdat veel soorten een klemmechanisme aan hun poten hebben.

Mooie weetjes zijn dit. Net als het verhaal van de zwaluwen. Zij verblijven altijd hoog in de lucht en vangen hier enorme hoeveelheden insecten. Jongen moeten in één keer kunnen vliegen en komen de eerste twee jaar van hun leven niet uit de lucht: slapen, eten, poetsen en vrijen doen zij vliegend.

Aalscholvers zie je weleens met gespreide vleugels aan de waterrand staan. Waarom toch? De meeste vogels poetsen zichzelf na een bad op. Zij hebben een vetklier waarmee zij hun veren waterafstotend maken. Vreemd genoeg ontbreekt deze klier bij aalscholvers. Daarom slaan zij hun vleugels open om te drogen.

Het enige wat jammer is aan dit leuke boekje is dat een paar verhalen terugkeren: soms in een andere vorm, soms bijna letterlijk, zoals het verhaal over ringen van trekvogels (21 en 35). Foutje van de redactie?

Het mooiste verhaal vind ik het ingenieuze systeem van vogel-ogen. Alles klopt. Veel vogels hebben hun ogen opzij zitten. Het voordeel is dat hun blikveld groot is. Het nadeel is dat zij moeilijker diepte en scherpte kunnen zien. Roofvogels hebben daarom hun ogen meer van voren zitten. Zien is heel belangrijk voor vogels. De ogen zijn daarom groot. De oogkassen kunnen echter niet bewegen, dit kost teveel ruimte in het hoofdje. Als compensatie kunnen zij de nek heel soepel rond bewegen.

Hoe groter de ogen van een soort, hoe minder ruimte er is voor hersenen. Of de compensatie wordt elders gezocht. Uilen zijn meestal groot en hebben dus een wat grote hoofd. Dat is handig want dan is er voldoende ruimte voor hun extreem grote ogen en voor meer hersenen. Beide hebben zij nodig om te kunnen jagen in het donker. Daarbij hebben zij het vermogen hun kop 180 graden rond te kunnen draaien.

Niet alles over wat hierboven staat over vogel-ogen komt uit dit boekje. Maar het blijft een boeiend onderwerp, net als de vele andere bijzonderheden over het leven van vogels. En om te weten waarom een specht geen koppijn krijgt, zul je dit boekje zelf moeten kopen.

Geen opmerkingen: