“Het is goed leven in onduidelijke landen, aangezien hun
grenzen meer ruimte in zich hebben dan de geografie aangeeft.” Stasiuk is een
bekende Poolse schrijver van verhalen, romans en journalistiek werk. Onderweg
naar Babadag is een reisboek naar deze onduidelijke landen ergens tussen Polen
en Turkije.
Stasiuk mijdt op zijn reizen de grote steden. Het echte
leven speelt zich af op het platteland en in de dorpjes. Hij heeft een voorkeur
voor gebieden aan de grens van het Europese continent. Zijn reisboek is anders dan andere
reisboeken. Er zit geen chronologie in, maar Stasiuk bouwt zijn verhalen op aan
de hand van herinneringen. Dromen, beschouwingen en belevenissen lopen door
elkaar heen.
Soms is een schrijver of kunstenaar aanleiding om een plek
te bezoeken. Răşinari in Roemenië is het geboortedorp van de filosoof Emil Cioran.
Het bezoek aan dit dorp doorspekt Stasiuk met citaten van hem: “Onder de luizen en opgewekt zouden we moeten
vasthouden aan het gezelschap van de dieren, nog duizend jaar bij hen
neerhurken, eerder de lucht van de stal dan die van het laboratorium inademen,
aan ziektes doodgaan, niet aan medicijnen, rond onze leegte blijven rondhangen
en er weldadig in wegzakken.”
Stasiuk heeft een voorkeur voor verlaten plekken, zoals de
lege pleinen, waar de tijd stilstaat en waar altijd in een hoek wat mannen
rondlummelen. Uiteraard wordt er ongeacht het tijdstip van de dag flink ingenomen.
Het zijn de grenzen van Europa waar hij deze leegtes aantreft: er was niets! En
zo was het overal. “Zo moeten de oude grenzen aan de periferie van de wereld,
ofwel Europa, eruit hebben gezien:
leegte, wind en garnizoenen, een plek waar ergens op werd gewacht, misschien op
de vijand en als die jarenlang niet verscheen, schoot je je van verveling voor
je kop.”
Stasiuk bezoekt gebieden met namen waarbij je denkt in een stripboek
van Kuifje beland te zijn. Hij komt bijvoorbeeld terecht in Comrat, de
hoofdstad van Gagaoezië, een gebied in Moldavië. Niemand weet precies waar de
Gagaoeziërs vandaan komen. Zijn het verbulgariseerde Turken of verturkte
Bulgaren. Een raadsel is het? De hoofdstad Comrat is vooral troosteloos.
Stasiuk ziet er een groot standbeeld van Lenin waarlangs een begrafenisstoet
trekt.
Transdnjestrië ligt ook binnen de grenzen van Moldavië. Het
heeft zich in 1992 ervan losgemaakt, maar niemand erkent het als apart land. Het
‘land’ binnenkomen is nog niet eenvoudig. De paspoorten worden bij de
grensovergang in beslag genomen. “Ja,
wij waren vijanden voor hen. Geen twijfel mogelijk.” Er kan geen stempel worden
gezet in de paspoorten want niemand erkent hen. Er is gefilmd, wat natuurlijk
verboden is. Nadat de boete is betaald krijgen Stasiuk en zijn reisgenoten een
papiertje mee waarop staat: “één auto, vier personen en een camera. Dat was ons
Transdnjestrische visum.”
Het geld van Transdnjestrië is ook bijzonder. Op het bankbiljet
van 5 roebel staat het Zavod Kvint, de stokerij van plaatselijk cognac. Net als
in andere plekken die hij bezoekt vloeit ook hier de drank volop.
Zo bezoekt Stasiuk vele plaatsen tussen Polen en Turkije.
Hij beziet de landen vanuit Europees perspectief. Albanië noemt hij het onderbewuste
van het continent, het Europese Es. Het herhaalt regelmatig dat hij het einde
van Europa bereikt heeft, bijvoorbeeld in Salino in Oost-Roemenië. Het is een
plek waarvan je alleen nog maar kunt terugkeren. Hetzelfde zegt hij over het
Moldavische Tiraspol.
“Tiraspol was niet een plek waar een mens wilde blijven.
Steeds doken er mannen in uniform op. Ze vormden waarschijnlijk de helft van de
stadsbevolking. We vonden een grote boekhandel, maar er stond bijna geen boek
op de planken… In het enige geopende café zaten kale kerels in trainingspakken
bier te drinken. Soms ging een van hen naar buiten, maar kwam meteen weer terig
, want in Tiraspol kon je verder nergens heen.”
Dit reisboek van Stasiuk wijkt qua stijl wel iets af van
zijn romans, maar de verslaglegging van zijn observaties is even intens en
bloemrijk als in zijn verhalen. Het onderscheid fictie en non-fictie is bij hem
niet belangrijk. Ik vond het een van zijn beste boeken, een absolute aanrader.
Aan het eind van ‘Onderweg naar Babadag’ is Stasiuk in
Konieczna, de overgang tussen Slowakije en Polen. De Slowaken kan het niet
schelen wie hun land verlaat.” Waarvandaan? Wanneer vertrokken? Waarlangs?” Hij
antwoordt: “Hierlangs en vandaag.” “Ik had niet het gevoel dat ik ergens van
terugkwam. Onmiddellijk na de bocht, in het dorp, begon de mist.”
Geen opmerkingen:
Een reactie posten