Twee mensen onderhouden een tuin, de naamloze verteller of
vertelster en Siep. Vallend hout wordt in de flaptekst een roman genoemd. Het
is evenzeer een tuinboek.
Siep heeft de leiding in de tuin. Als hij vindt dat er gesnoeid
moet worden dan gebeurt dat ook. Als Siep zich ergens geen zorgen over maakt,
dan is waarschijnlijk alles in orde. Siep doet het zware werk; hij klimt in
bomen om takken af te zagen. Siep staat ook midden in de nacht op om te zeggen
dat de Victoria Amazonica in bloei staat. Dit gebeurt maar zelden, dus de hele
nacht wordt de bloem bewonderd.
Miek Zwamborn beschrijft het tuinwerk en legt voortdurend het
hoe en waarom van het onderhoud uit. Na 20 pagina’s vroeg ik mij wel af waar deze
roman heen gaat. Als lezer krijg je geen enkele context: waarom onderhouden zij
deze tuin? Zijn ze bij iemand in dienst? Waar komen Siep en de verteller
vandaan? Je leest er niets over. Alles speelt zich af binnen het hier en nu van
de tuin.
In Vallend hout staan prachtige details, zoals het gegeven
dat de meeste slingerplanten met de klok mee slingeren. De hop en de
kamperfoelie echter tegen de klok in. Bitterzoet schijnt geen voorkeur te
hebben. Halverwege krijgt het verhaal een dramatische wending,
waarna de verteller er alleen voor staat. Het onderhoud van de tuin verandert
langzaam. Er vallen steeds meer bomen om. De tuin wordt kaler en leger. Het
laatste hoofdstuk begint met de zin: “Zolang de stobben stonden, leefde de
tuin.” Deze stobben worden vervolgens uitgegraven.
Vallend hout is een mysterieus boekje. Het is schitterend
uitgegeven en heeft een mooie omslag. Ik
kende Miek Zwamborn nog maar net van naam en puur toevallig vond ik afgelopen
weekend deze zeldzame uitgave.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten