vrijdag 7 februari 2014

Menno Schenke – Vaan


Deze biografie van Menno Schenke  was al een paar jaar uit en lag nog steeds te wachten om gelezen te worden. Eerst dacht ik dat 500 pagina’s gewijd aan het leven van Vaandrager iets te veel van het goede was. Na lezing kan ik zeggen dat het leest als een trein en er weinig woorden te veel in staan. Je krijgt een uitstekend beeld te van het leven van Vaandrager en van het naoorlogse Rotterdam.

Vaandrager groeide op Zuid op. Zijn vader was postbode. Cor was een uitstekende leerling op het gymnasium. Vooral in Latijn en Grieks was hij goed. Op zijn eindexamen kreeg hij een 10 voor een Homerus-vertaling.

Op school leerde hij Hans Sleutelaar kennen. Zij deelden hun belangstelling voor taal, literatuur,  jazz en beeldende kunst. Al snel bewogen zij zich in de groep waar ook latere kunstenaars als Woody van Amen en Daan van Golden toe behoorden. Het kroegleven in het centrum van Rotterdam was een vast onderdeel van hun bestaan, naast natuurlijk de literatuur.

Halverwege de jaren vijftig begonnen de twee vrienden het literaire tijdschrift Proefschrift. Vaandrager debuteerde hierin met een kort verhaal. Vanaf deze tijd was het leven een avontuur. Zij kwamen in contact met bekende schrijvers, werkten op een reclamebureau. Cor schreef regelmatig voor een krant, bijvoorbeeld een serie over jeugdcultuur: Botsende jeugd in de Maasstad. Begin jaren 60 was een hoogtepunt in zijn schrijversleven. Hij publiceerde een poëziebundel en de schitterende novelle ‘Leve Joop Massaker’.

Het leek Vaandrager in deze periode voor de wind te gaan. Wel woonde hij lang bij zijn ouders thuis. En ondanks wat bijbaantjes lukte het hem niet voldoende te verdienen om vooral zijn dorst en zijn behoefte aan drugs te bevredigen. Met Hans Verhagen en Armando vormden Vaandrager en Sleutelaar een tijdje de bende van vier. Zij zouden de literatuur vernieuwen. Langzaam viel in de jaren zestig echter de vriendschap uiteen. Anderen kregen een vast inkomen, terwijl Vaandrager met moeite de huur voor een kelderwoning kon opbrengen. Een verhuizing naar Amsterdam werd geen succes. Cor keerde snel terug naar zijn geboortestad.

Ook in de liefde ging het Cor niet altijd makkelijk af. Hij had doorgaans wel een liefje, maar was niet altijd even trouw. Toch bleven veel vrienden en vriendinnen hem steunen, ondanks zijn misdragingen.

Schenke beschrijft levendig en in detail de zgn. Pleij feesten. In dit café aan de Oostzeedijk werden in de jaren 1960 en 1961 de betere feesten georganiseerd. Het was de plek waar de schrijver  Vaandrager heenging om gezien te worden. Hij misdroeg zich behoorlijk: was ladderzat, gebruikte veel te veel speed en liet af en toe zijn broek zakken op de dansvloer. Al snel had hij een naam.

Aan de andere kant laat Schenke zien dat Vaandrager veel in zijn mars had. Hij praatte op voet van gelijkheid  met Wolkers (beweert door hem ontdekt te zijn) en Hermans (zegt dat Cor hem het beste interview ooit heeft afgenomen).  Ondertussen had het tijdschrift Gard Sivik, waar Vaandrager een  groot aandeel in had, veel aanzien verworven. Het was het voorbeeld van hoe de moderne literatuur moest klinken. Hij deed mee aan happenings, zoals de actie ‘Open het graf’ als parodie op ‘Open het dorp’ van Mies Bouwman. Vaandrager gedrag werd echter extremer. En wat mensen eerst nog leuk vonden, boezemde hen later angst in.

Een probleem was dat Vaandrager er niet in slaagde een bestseller te schrijven. Schenke laat zien hoe hij een enorme jaloezie ontwikkelde over van alles en nog wat, maar vooral tegenover andere schrijvers uit Rotterdam. Ook het succes van Jan Cremer zat hem erg dwars. Vanaf 1964 ging het langzaam slechter met Vaandrager. Gard Sivik kwam ten einde  en de financiële malaise nam toe. Er volgde een breuk met Sleutelaar en zijn vriendin Jenny ging bij hem weg. En natuurlijk verwoestte zijn drugsgebruik een hoop. Later kwam hij regelmatig in een kliniek terecht.

Eind jaren zestig gebeurde er weinig literairs in Rotterdam. Schenke schrijft dat er slechts werk van vier Rotterdamse schrijvers te verkrijgen was. Hij noemt hier ook Rien Vroegindeweij. Maar Rien schreef toen nog niet. Het stond er dus nog beroerder voor dan Schenke aangeeft.

Vanaf de jaren zeventig kende Rotterdam echter de Rotterdams Kunststichting en Poetry International. De RKS, en met name Martin Mooij, betekende veel voor schrijvers. Er kwam geld beschikbaar. En ook Vaandrager kon hiervan profiteren.

Menno Schenke beschrijft in het tweede deel van deze indrukwekkende biografie de langzame ondergang van Vaan, maar laat tevens zien waartoe hij nog in staat was. De Reus van Rotterdam en De Hef zijn bijzondere en tegendraadse boeken. Zij verkochten niet goed, maar kregen wel de nodige waardering.

De laatste bundel die tijdens Vaandragers leven uitkwam is Sampleton. Deze is net als het eerder verschenen Metalon samengesteld door Martin Bril en Hans Sleutelaar. Zij maakten een keuze op basis van stapels vellen die Vaandrager hen in porties gaf. Schenke heeft flinke kritiek op hun selectie en laat van een paar gedichten de originele teksten zien. Bril en Sleutelaar hebben gedichten stevig ingekort en volgens Schenke daarmee verminkt.

De laatste jaren zwerft Vaan over straat, hij leeft in krotten of wordt opgevangen bij vrienden of in cafés als de Rhythm aan de Oude Binnenweg. In maart 1992 wordt Cor opgenomen in Dijkzigt. Hij is uitgeput, zijn lichaam is verwaarloosd en op 18 maart sterf hij eenzaam in een ziekenhuisbed.

Geen opmerkingen: