Deze biografie van Menno Schenke was al een paar jaar uit en lag nog steeds te
wachten om gelezen te worden. Eerst dacht ik dat 500 pagina’s gewijd aan het
leven van Vaandrager iets te veel van het goede was. Na lezing kan ik zeggen
dat het leest als een trein en er weinig woorden te veel in staan. Je krijgt
een uitstekend beeld te van het leven van Vaandrager en van het naoorlogse
Rotterdam.
Vaandrager groeide op Zuid op. Zijn vader was postbode. Cor was een uitstekende leerling op het gymnasium. Vooral in Latijn en Grieks was hij goed. Op zijn eindexamen kreeg hij een 10 voor een Homerus-vertaling.
Op school leerde hij Hans Sleutelaar kennen. Zij deelden hun
belangstelling voor taal, literatuur,
jazz en beeldende kunst. Al snel bewogen zij zich in de groep waar ook
latere kunstenaars als Woody van Amen en Daan van Golden toe behoorden. Het kroegleven in het centrum van Rotterdam
was een vast onderdeel van hun bestaan, naast natuurlijk de literatuur.
Halverwege de jaren vijftig begonnen de twee vrienden het
literaire tijdschrift Proefschrift. Vaandrager debuteerde hierin met een kort
verhaal. Vanaf deze tijd was het leven een avontuur. Zij kwamen in contact met
bekende schrijvers, werkten op een reclamebureau. Cor schreef regelmatig voor
een krant, bijvoorbeeld een serie over jeugdcultuur: Botsende jeugd in de
Maasstad. Begin jaren 60 was een hoogtepunt in zijn schrijversleven. Hij publiceerde
een poëziebundel en de schitterende novelle ‘Leve Joop Massaker’.
Het leek Vaandrager in deze periode voor de wind te gaan.
Wel woonde hij lang bij zijn ouders thuis. En ondanks wat bijbaantjes lukte het
hem niet voldoende te verdienen om vooral zijn dorst en zijn behoefte aan drugs
te bevredigen. Met Hans Verhagen en Armando vormden Vaandrager en Sleutelaar
een tijdje de bende van vier. Zij zouden de literatuur vernieuwen. Langzaam viel
in de jaren zestig echter de vriendschap uiteen. Anderen kregen een vast inkomen,
terwijl Vaandrager met moeite de huur voor een kelderwoning kon opbrengen. Een
verhuizing naar Amsterdam werd geen succes. Cor keerde snel terug naar zijn
geboortestad.
Ook in de liefde ging het Cor niet altijd makkelijk af. Hij
had doorgaans wel een liefje, maar was niet altijd even trouw. Toch bleven veel
vrienden en vriendinnen hem steunen, ondanks zijn misdragingen.
Schenke beschrijft levendig en in detail de zgn. Pleij
feesten. In dit café aan de Oostzeedijk werden in de jaren 1960 en 1961 de
betere feesten georganiseerd. Het was de plek waar de schrijver Vaandrager heenging om gezien te worden. Hij
misdroeg zich behoorlijk: was ladderzat, gebruikte veel te veel speed en liet af
en toe zijn broek zakken op de dansvloer. Al snel had hij een naam.
Aan de andere kant laat Schenke zien dat Vaandrager veel in
zijn mars had. Hij praatte op voet van gelijkheid met Wolkers (beweert door hem ontdekt te zijn)
en Hermans (zegt dat Cor hem het beste interview ooit heeft afgenomen). Ondertussen had het tijdschrift Gard Sivik,
waar Vaandrager een groot aandeel in had,
veel aanzien verworven. Het was het voorbeeld van hoe de moderne literatuur moest
klinken. Hij deed mee aan happenings, zoals de actie ‘Open het graf’ als
parodie op ‘Open het dorp’ van Mies Bouwman. Vaandrager gedrag werd echter
extremer. En wat mensen eerst nog leuk vonden, boezemde hen later angst in.
Een probleem was dat Vaandrager er niet in slaagde een
bestseller te schrijven. Schenke laat zien hoe hij een enorme jaloezie
ontwikkelde over van alles en nog wat, maar vooral tegenover andere schrijvers
uit Rotterdam. Ook het succes van Jan Cremer zat hem erg dwars. Vanaf 1964 ging
het langzaam slechter met Vaandrager. Gard Sivik kwam ten einde en de financiële malaise nam toe. Er volgde een
breuk met Sleutelaar en zijn vriendin Jenny ging bij hem weg. En natuurlijk
verwoestte zijn drugsgebruik een hoop. Later kwam hij regelmatig in een kliniek
terecht.
Eind jaren zestig gebeurde er weinig literairs in Rotterdam.
Schenke schrijft dat er slechts werk van vier Rotterdamse schrijvers te
verkrijgen was. Hij noemt hier ook Rien Vroegindeweij. Maar Rien schreef toen nog
niet. Het stond er dus nog beroerder voor dan Schenke aangeeft.
Vanaf de jaren zeventig kende Rotterdam echter de Rotterdams
Kunststichting en Poetry International. De RKS, en met name Martin Mooij, betekende
veel voor schrijvers. Er kwam geld beschikbaar. En ook Vaandrager kon
hiervan profiteren.
Menno Schenke beschrijft in het tweede deel van deze
indrukwekkende biografie de langzame ondergang van Vaan, maar laat tevens zien
waartoe hij nog in staat was. De Reus van Rotterdam en De Hef zijn bijzondere en
tegendraadse boeken. Zij verkochten niet goed, maar kregen wel de nodige waardering.
De laatste bundel die tijdens Vaandragers leven uitkwam is Sampleton.
Deze is net als het eerder verschenen Metalon samengesteld door Martin Bril en Hans
Sleutelaar. Zij maakten een keuze op basis van stapels vellen die Vaandrager hen
in porties gaf. Schenke heeft flinke kritiek op hun selectie en laat van een
paar gedichten de originele teksten zien. Bril en Sleutelaar hebben gedichten stevig
ingekort en volgens Schenke daarmee verminkt.
De laatste jaren zwerft Vaan over straat, hij leeft in
krotten of wordt opgevangen bij vrienden of in cafés als de Rhythm aan de Oude
Binnenweg. In maart 1992 wordt Cor opgenomen in Dijkzigt. Hij is uitgeput, zijn
lichaam is verwaarloosd en op 18 maart sterf hij eenzaam in een ziekenhuisbed.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten