Elsschot
noemde ‘Een Ontgoocheling’ zijn liefste werk. Een scholier schreef hij: “Dat uw
voorkeur naar ‘Een Ontgoocheling’ gaat, bewijst dat het u aan litterair
sentiment niet ontbreekt.”
‘Een
Ontgoocheling’ is het eenvoudige verhaal van de familie Keizer en begint als
volgt. “De keizer was sigarenfabrikant. Veel geld verdiende hij niet want hij
werkte slechts met enkele menschen, had te weinig kapitaal en maakte geen
reclame zoodat hij niet vooruit kwam in de wereld.”
Naast het
verkopen van sigaren, aan vrienden en kennissen - die vaak uit medelijden bij
hem afnemen - ligt zijn passie bij de vereniging ‘De Lustige Whistspelers’. Kareltje
is zijn enige zoon, die later geen sigarenfabrikant zal worden. Na de lagere
school bepaalt hij dat de jongen met het grote hoofd gaat studeren voor
advocaat. De clubleden feliciteren hem met deze keuze.
Keizer is
trots op zijn zoon en neemt hem op zondag mee naar de club. Wanneer hij negen
jaar is mag hij bier meedrinken met zijn vader, één glas tegenover vier of vijf
van zijn vader.
Kareltje
kan niet meekomen op school. Het Latijn snapt hij niet. Hij blijft zitten en
hangt rond in het park. Na drie jaar komt vader erachter dat hij nog in de
eerste klas zit. Kareltje gaat van school, slentert op straat rond - zijn vader
zoveel mogelijk ontwijkend - en krijgt later een baantje bij een drukkerij.
Keizer
verzwijgt voor de whistspelers de mislukte opleiding van zijn zoon. Het gaat
steeds slechter met hem. Op de vereniging verliest hij zijn functie als voorzitter.
Zijn vrouw is niet vergeten dat zij haar man betrapte bij een bezoek aan de
nachtclub Empire Tavern. Hij blijft volhouden dat het eenmalig was.
Keizer
wordt ziek. Zijn lever is opgezwollen, hij ligt in bed. Keizer heeft geen lust
meer in het leven. Hij gaat dood en krijgt een prachtige begrafenis, georganiseerd
door de nieuwe voorzitter van ‘De Lustige Whistspelers'. Vrouwen worden niet
toegelaten bij de ceremonie.
Deze prachtige
uitgave is het tweede deel van het verzameld werk. In de verantwoording wordt
de drukgeschiedenis nauwkeurig uiteengezet. Het eerste manuscript stamt uit
1913, de eerste voorpublicatie is uit 1914 en de eerste druk is uit 1921. Het
boek verkocht niet goed. Carmiggelt vroeg Elsschot in 1948 waarom er al zo lang
geen herdruk was verschenen van ‘Een Ontgoocheling’. Na enig nadenken zei hij:
“Misschien is het boekje niet in de smaak gevallen.” Pas eind jaren vijftig
kreeg ‘De Ontgoocheling’ ruimere waardering; ook de verkoopcijfers gingen
omhoog.
‘Een
Ontgoocheling eindigt wanneer Kareltje van de begrafenis terugkeert naar huis
en zijn moeder in verwarde toestand aantreft.
‘Loop eens om
een kilo zout’ stotterde moeder, hem een doosje lucifers toereikend. ‘Moet ik
daarmee betalen?’ vroeg hij. ‘Och’ zei moeder wrevelig. Zij zocht een tijd,
vond toen een stapeltje geld op den schoorsteen en gaf het hem, zonder tellen. ‘Mijnheer
Dubois heeft het mooist gesproken, moeder’ rapporteerde hij, voor hij de keuken
verliet. ‘Is’t waar, jongen?’ En toen Kareltje haar aankeek, omdat zij zoo raar
praatte, zag hij dat zij met neergetrokken mondhoeken weenend de soep proefde.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten