zaterdag 12 november 2016

Willem Elsschot – Een ontgoocheling

Elsschot noemde ‘Een Ontgoocheling’ zijn liefste werk. Een scholier schreef hij: “Dat uw voorkeur naar ‘Een Ontgoocheling’ gaat, bewijst dat het u aan litterair sentiment niet ontbreekt.” 

‘Een Ontgoocheling’ is het eenvoudige verhaal van de familie Keizer en begint als volgt. “De keizer was sigarenfabrikant. Veel geld verdiende hij niet want hij werkte slechts met enkele menschen, had te weinig kapitaal en maakte geen reclame zoodat hij niet vooruit kwam in de wereld.”

Naast het verkopen van sigaren, aan vrienden en kennissen - die vaak uit medelijden bij hem afnemen - ligt zijn passie bij de vereniging ‘De Lustige Whistspelers’. Kareltje is zijn enige zoon, die later geen sigarenfabrikant zal worden. Na de lagere school bepaalt hij dat de jongen met het grote hoofd gaat studeren voor advocaat. De clubleden feliciteren hem met deze keuze.

Keizer is trots op zijn zoon en neemt hem op zondag mee naar de club. Wanneer hij negen jaar is mag hij bier meedrinken met zijn vader, één glas tegenover vier of vijf van zijn vader.

Kareltje kan niet meekomen op school. Het Latijn snapt hij niet. Hij blijft zitten en hangt rond in het park. Na drie jaar komt vader erachter dat hij nog in de eerste klas zit. Kareltje gaat van school, slentert op straat rond - zijn vader zoveel mogelijk ontwijkend - en krijgt later een baantje bij een drukkerij.

Keizer verzwijgt voor de whistspelers de mislukte opleiding van zijn zoon. Het gaat steeds slechter met hem. Op de vereniging verliest hij zijn functie als voorzitter. Zijn vrouw is niet vergeten dat zij haar man betrapte bij een bezoek aan de nachtclub Empire Tavern. Hij blijft volhouden dat het eenmalig was.

Keizer wordt ziek. Zijn lever is opgezwollen, hij ligt in bed. Keizer heeft geen lust meer in het leven. Hij gaat dood en krijgt een prachtige begrafenis, georganiseerd door de nieuwe voorzitter van ‘De Lustige Whistspelers'. Vrouwen worden niet toegelaten bij de ceremonie.

Deze prachtige uitgave is het tweede deel van het verzameld werk. In de verantwoording wordt de drukgeschiedenis nauwkeurig uiteengezet. Het eerste manuscript stamt uit 1913, de eerste voorpublicatie is uit 1914 en de eerste druk is uit 1921. Het boek verkocht niet goed. Carmiggelt vroeg Elsschot in 1948 waarom er al zo lang geen herdruk was verschenen van ‘Een Ontgoocheling’. Na enig nadenken zei hij: “Misschien is het boekje niet in de smaak gevallen.” Pas eind jaren vijftig kreeg ‘De Ontgoocheling’ ruimere waardering; ook de verkoopcijfers gingen omhoog.

‘Een Ontgoocheling eindigt wanneer Kareltje van de begrafenis terugkeert naar huis en zijn moeder in verwarde toestand aantreft.

‘Loop eens om een kilo zout’ stotterde moeder, hem een doosje lucifers toereikend. ‘Moet ik daarmee betalen?’ vroeg hij. ‘Och’ zei moeder wrevelig. Zij zocht een tijd, vond toen een stapeltje geld op den schoorsteen en gaf het hem, zonder tellen. ‘Mijnheer Dubois heeft het mooist gesproken, moeder’ rapporteerde hij, voor hij de keuken verliet. ‘Is’t waar, jongen?’ En toen Kareltje haar aankeek, omdat zij zoo raar praatte, zag hij dat zij met neergetrokken mondhoeken weenend de soep proefde.

Geen opmerkingen: