Hendrik
Groen woont in een verzorgingshuis in Amsterdam-Noord. Hij is hoogbejaard en
vertelt in dit dagboek uit 2013 over zijn dagelijkse beslommeringen.
Aanvankelijk was niet bekend wie hij werkelijk was. Helaas blijkt de auteur
niet hoogbejaard. Wel weet hij levendig de sfeer in een verzorgingshuis van
binnenuit te beschrijven.
Het dagboek
is een verkoopsucces. Al 88 weken staat het boek in de CPNB top 60. Een tweede
deel verkoopt even goed. Met zijn tragikomische verslag weet Hendrik Groen
kennelijk veel mensen te raken.
De leefwereld
van Hendrik is beperkt. Hij loopt niet meer zo vlot en hij heeft geen familie
die hem komt opzoeken. Hij is dus voor zijn sociale contacten aangewezen op de
medebewoners. Zijn grote vriend is de luidruchtige Evert. Hij woont in een
aanleunwoning en heeft wat meer vrijheden dan de interne bewoners. Evert mag
zelf koken en heeft een oude hond die Mo heet. Er gaat geen gelegenheid voorbij
of Evert schenkt zichzelf een borrel in. Zijn gezondheid lijdt er danig onder.
Om de
eenzaamheid en verveling te lijf te gaan wordt met een aantal ouderen de Omanido-club
opgericht: ‘oud maar niet dood’. Het amusement dat door het huis wordt
aangeboden gaat niet verder dan bingoavonden, ‘lekker-bewegen-voor-ouderen’ en
een koekje bij de koffie. De club gaat naar buiten toe en houdt van lekker eten
en drinken. Dit tot groot misnoegen van de overige bewoners en de directrice. Hendrik
leeft helemaal op van de clubactiviteiten. Hij heeft vrienden. En speciaal
Eefje geeft zijn leven zin.
Naast deze
rode draad in het verhaal zijn het leukst om te lezen Hendriks observaties van
de andere bewoners en zijn mijmeringen. Het politiek bewustzijn van de bewoners
gaat niet verder dan de charmes van de voorman van 50plus, hoewel sommige
bewoners zijn homoseksualiteit niet kunnen pruimen. “’We worden bestolen door
die polletiek’ is ongeveer de meest genuanceerde uitspraak die aan de
koffietafel te beluisteren valt.”
De ouderen
zijn uiterst zuinig. Ze kopen geen nieuwe kleding en gaan niet op vakantie.
“Eten in een restaurant vindt men zonde van het geld en een taxi is de ultieme
geldverspilling. Oude mensen doen zichzelf veel tekort.”
Hendrik
probeert aan dit clichébeeld van de oudere te ontsnappen, maar hij loopt ook
niet graag in nieuwe kleren en heeft ook last van verpakkingen:
kindersluitingen, deksels, vacuümverpakkingen, de dagelijkse ergernissen.
Ouderen in
het huis ontwijken de demente bewoners van de verpleegafdeling. Het is wel niet
besmettelijk, maar je weet maar nooit. Uit de buurt blijven is de basishouding.
“Kankerpatiënten, homo’s, moslims, allen worden gemeden. Hoe ouder hoe
angstiger. Niks meer te verliezen en nergens meer bang voor past toch veel
beter bij onze leeftijd?”
Het leven
in het verzorgingshuis is een afspiegeling van de wereld erbuiten. Maar de
wereld van deze bewoners is veelal klein, zeer klein. Zij hebben meestal niets
te doen, geen familie of vrienden om voor te zorgen. Kranten worden niet
gelezen, maar wel bladen. “Wat blijft is de Margriet.
En veel tijd om alles en iedereen in de gaten te houden.”
Sommige
bewoners zijn teleurgesteld of afgunstig omdat zij zich niet mogen aansluiten
bij de vriendenclub. “Als iemand de hele dag niets van belang omhanden heeft,
worden kleine dingen groot. De tijd van een mens moet gevuld, de aandacht moet
ergens op worden gericht. Nare karaktertrekjes zoeken een uitweg. Oud en wijs
is eerder uitzondering dan regel.”
Voortdurend
is er strijd met het personeel, met name de directrice mevrouw Stelwagen. De Omanido-club
wil dingen doen die niet mogen volgens het reglement, zoals op de kamers koken.
Inzage in het reglement krijgen de bewoners niet. Een oud-jurist wordt
ingeschakeld. Bizar zijn deze scenes. Ik vrees dat het zo in het echt ook gaat.
De oudjes moeten braaf hun koffie drinken, meedoen met groepsactiviteiten en
vooral niet afwijken van de norm.
Ik heb
genoten van dit dagboek. De humor is droog. “Goed nieuws voor de meeste
bewoners: de verbouwing is een jaar uitgesteld. Diverse dames vroegen zich af
of ze alle verzamelde verhuisdozen nog een jaar lang in hun kleine kamertje
zouden laten staan of ze een voor een weer terug zouden brengen naar Albert
Heijn. Moeilijk, moeilijk. Daarna kwam het gesprek op vleesbomen. Ik hou erg
van bomen maar toen ben ik een ommetje gaan maken.”
Vooral de
tragiek van het verval van een aantal leden van de Omanido-club wordt mooi
beschreven. Het dagboek van Hendrik Groen eindigt dramatisch. ‘Pogingen iets
van het leven te maken’ is genomineerd voor de NS Publieksprijs. Ik heb erop
gestemd
Geen opmerkingen:
Een reactie posten