Voor
uitgevers is L.H. Wiener misschien een moeilijke man. Hij vindt zichzelf de
beste schrijver ter wereld en vindt dat iedere schrijver die zichzelf serieus
neemt dit moet vinden. Aan zijn aangeboden verhalen wil hij meestal niet
tornen. Maar uitgeven wil hij ze wel. Een dilemma waarmee dit boek opent:
”Uitgevers zijn als vijanden, je kunt niet zonder ze.”
Na lezing
van zijn belevenissen raakt je ervan overtuigd dat uitgeverijen zoals Wiener
schrijft “minder belangstelling hebben voor hun boeken dan voor hun
boekhouding.” De uitgeverswereld wordt geteisterd door overnames. Een
uitgeverij gaat op in een ‘holding’, “een conglomeraat van zakkenvullers”.
Wiener
heeft, voordat hij bij Contact terechtkwam bij vier uitgeverijen gezeten, en
zijn werk bij nog een aantal andere aangeboden. Zijn brieven aan Van Oorschot
zijn eerder geboekstaafd in ‘Een handdruk en een vuist’. Wouter van Oorschot
stelde het niet op prijs dat hij citeerde uit de brieven van zijn vader Geert.
In deze uitgave heeft Wiener daarom deze brieven in eigen woorden samengevat.
Meulenhoff bracht
de eerste drie boeken van Wiener uit. Na een verloren proces over het verhaal ‘Jansen’,
waarin iemand zich meende te herkennen, bekoelde de relatie met directeur
Willem Bloemena.
Van
Oorschot ontving hem met open armen. Dat hier na een aantal jaren de klad kwam
in hun verhouding heeft ook te maken met de levenswijze van Wiener in de jaren
1974-1979, “Toen ik op de bodem van de fles woonde.”
Bij De
Bezige Bij en Bert Bakker ging het niet veel beter. In Mai Spijkers, redacteur
bij Bert Baker, later uitgever en winstdirecteur was Wiener in het bijzonder
teleurgesteld. Hij noemt hem “de meest gewetenloze uitgever die in Nederland
ooit in de rondte heeft gegraaid.”
Aanvankelijk
waardeerde Wiener het enthousiasme van Spijkers voor zijn werk. Later verbaast
hij zich over zijn schofterigheid: hoe heeft hij zo kunnen worden? Het
manuscript van ‘De langste adem’ zegt hij gelezen te hebben, maar hij liegt.
Het meest boos is Wiener op het weggeven van de titel van een aangekondigd boek
van hem. Van ‘Koningswater’ bestond al een dummy, toen Wiener er bij toeval
achter kwam dat Mai Spijkers die titel had geschonken aan een thrillerschrijver.
De vele
ruzies en het geleur met manuscripten is boeiend om te lezen. De ontknoping is de
warme ontvangst bij uitgeverij Contact. Later wordt zijn werk hier herdrukt en
tegenwoordig verkoopt Wiener zelfs beter dan ooit tevoren
Wiener
blijft een misantroop en kan hierover smakelijk vertellen, soms koketteren.
“Als er een Nederlandse Vereniging ter Bevordering der Misantropie bestond, dan
zou ik zonder twijfel tot contributievrij erelid worden benoemd. De oprichting
van een dergelijke vereniging is echter een contradictio in terminis, aangezien
iedere rechtgeaarde zwartbloedmisantroop nu eenmaal wars is van enig
verenigingsleven. Slechts de seksuele vereniging stelt zich hier ‘boven de
wet’, waarop dit bestek echter geenszins dieper kan worden ingegaan.”
Leuk om op
te merken dat er een manuscript van hem was afgewezen, nadat de uitgever had
aangegeven dat er wat aan bijgeschaafd zou moeten worden. Wiener gebruikte in
zijn ogen te vaak de woorden ‘echter’ en ‘geenszins’.
Tot slot
nog een citaat over Cees Buddingh, de man van de meest babbelachtige
dagboekaantekeningen. Wiener schrijft van Oorschot of hij kan stoppen met het
plaatsen ervan in tijdschrift Tirade. Hij zegt het toe, maar doet het niet.
“Als C. Buddingh zou moeten sterven voor elke pose die hij aannam, dan zou hij
al duizend doden gestorven zijn, wat mij een hoop werk bespaard zou hebben.”
Geen opmerkingen:
Een reactie posten