zondag 25 mei 2014

Jeroen Brouwers – De schemerlamp van Helene Swarth


Jarenlang verdiepte Jeroen Brouwers zich in het leven en werk van Hélène Swarth. Dit leidde in 1985 tot een biografie. Niet lang daarna publiceerde Brouwers dit essay in boekvorm met de prachtige ondertitel ‘Hoe beroemd zij was en in de schemer verdween.’


Brouwers gaat in dit boekje in op haar roem en op de vraag hoe zij in de vergetelheid is geraakt. Hij noemde in de biografie al dat zij haar brieven vernietigde. De reden hiervoor, schrijft hij hier, kan liggen in het feit dat zij zich in haar poëzie al helemaal bloot heeft gegeven.

Brouwers deelt Swarths leven op in drie episodes van 20 jaar elk.  Het succes had zij tijdens de laatste twee decennia van de 19de eeuw. Door o.a. de aanprijzingen van de Tachtigers werd zij snel de meest geliefde en gelezen dichteres van Nederland. Brouwers stelt dat zij in haar jeugd een beetje verwend raakte door haar succes.

Aan haar moeder heeft dit niet gelegen. Toen zij een van de eerste bundeltje van haar dochter doorbladerde sprak zei: “Liefdesverzen? Wat weet dat kind van liefde?”

In de tweede periode, tussen 1900 en 1920, bracht zij met grote regelmaat bundels uit en publiceerde zij onvermoeibaar in de Nieuwe Gids. De aandacht voor haar werk verflauwde echter. De derde periode tot aan haar dood in 1941 was die van ‘ondersneeuwing en verdwijning’. Zij was geheel vergeten en men dacht dat zij al dood was.

Wat haar werk betreft, dit was in haar latere periode niet veel slechter dan aan het begin van haar schrijversloopbaan. Kritiek op haar poëzie kon zij echter nauwelijks verdragen. Brouwers beschrijft hoe veel collega-schrijvers de persoon Hélène Swarth lieten opdraven in hun werk. Zelden was zij hier blij mee, relativeren kon zij slecht.

Naast de huldeverzen en ander eerbetoon speelde zij een rolletje in prozawerk van o.a. Top Naeff, Ina Boudier Bakker (Klop op de deur), Couperus, Theo Thijsen, Claus en zelfs Hermans. De eindeloos herhaalde typering van Swarth als ‘Het zingend hart in onze letterkunde’ komt verrassenderwijze terug bij Gerard Reve. Hij gebruikt de bewoording in een aantal brieven en een boek van hem draagt de titel ‘Het zingend hart’.

Brouwers ziet verbluffende overeenkomsten in hun beider poëzie: de kinderlijke dan weer opstandige religiositeit, de devotie tot de heilige maagd, de hang naar mystiek en hun beider opvatting over het kunstenaarschap als de hoogste roeping.

Hélène Swarth vervaardigde een vertaling van ‘Nearer, my God, to thee’ onder de titel ‘Nader tot u’. Deze versie is een stuk onbegrijpelijker dan het gedicht van Reve met dezelfde titel. Die onbegrijpelijkheid verklaarde zij met de woorden: “het is een ding om te zingen.” Reve zou het ook gezegd kunnen hebben.

De schemerlamp van Hélène Swarth is een mooi aanvulling op de biografie. De vraag waarom zij zo vergeten is wordt echter niet beantwoord.

Geen opmerkingen: