Vilhelms kamer is de laatste roman die Tove Ditlevsen schreef. Het boek is uit 1975, zij stierf een jaar later. Het is het vijfde boek dat ik lees van haar; ik vind het haar beste. De zware thema’s uit haar trilogie en uit De gezichten keren terug in dit boek. De hoofdpersoon en kinderboekenschrijfster Lise verkeert in een staat van geestelijke ontreddering en haar twintigjarige huwelijk met de krantenman Vilhelm wordt op de achterflap omschreven als een loopgravenoorlog. Hoewel er tragische passages in de roman zitten is de toon licht en is de manier waarop zij situaties en personen beschrijft erg humoristisch. Vilhelms kamer is net uitgebracht in de Nederlandse vertaling, wederom van Lammie Post-Oostenbrink.
Het verhaal begint met de vernietiging van Vilhelms kamer, een vooruitblik en eindpunt van deze huwelijkse strijd. Hij is eerder vertrokken met Mille, zijn zoveelste minnares. Zij is een stuk jonger dan Lise en heeft geen kinderen gebaard. Voor Vilhelm, die nooit zonder andere mensen kan is zij een passende en dienstbare vervanging, beter dan de klaproosmeisjes, waarvan Lise er vele voorbij heeft zien komen. Op aanraden van haar vriendin Greta plaatst LIse een contactadvertentie in de krant van haar man. Kurt, een jongeman die bij de bovenbuurvrouw, een paranoïde pensionhoudster, een kamer huurt, reageert. Lise besluit bij de eerste afspraak hem een verdieping te laten afdalen. Kurt nestelt zich in Vilhelms kamer.
Ditlevsen beschrijft prachtig de krankzinnige pensionhoudster mevrouw Thomsen, een wat langer citaat: “Mevrouw Thomson verdacht haar hij huurders ervan dat ze de daders waren van alle onopgehelderde misdaden en gunde zichzelf nauwelijks rust uit angst dat ze het doorslaggevende bewijs zou missen tijdens haar onvermoeibare bespioneer van hun komen en gaan. Verder gooide ze hen op straat als ze zelf niet hun biezen pakten. En dan stond er direct een nieuwe jongeman klaar, nog voor het haar was gelukt om het beddengoed te verschonen. Zo legde ze het in elk geval aan hen uit met haar schorre, kortademige stem die achter haar gedachten aan hobbelde, zoals bij mensen die stotteren, en die tot rust kwam in een soort monotoon geblaat als ze met kleurrijke beschrijvingen op de proppen kwam van de ongelooflijke losbandigheid van de vertrokken huurders en hoe een arme, zieke en oude weduwe die betere dagen had gekend niet bij machte was om ze met de neus In de boeken te houden. Mevrouw Thomsens huurders werden na verloop van tijd minder net en minder jong en de enige studie waaraan zij zich wijdden was het 's ochtends tellen van de bedwantsbeten die er in de loop van de nacht bijgekomen waren.”
Het verhaal wordt vanuit verschillende perspectieven geschreven. Er is een alwetende verteller, die soms in het verhaal aanwezig is, maar zich dan weer rechtstreeks tot de lezer richt en zich als de schrijver van dit verhaal laat zien. Dit gebeurt heel vloeiend. Lise krijgt een rubriek in de krant om over haar gebroken huwelijk te schrijven. Daarin lees hoe de twee elkaar naar het leven stonden. Vilhelm loopt op een gegeven moment vijf keer per week bij een psychiater, de heer Jens Olesen. In de volgende ruzies verwijst hij voortdurend naar de adviezen van Oleson; hij verschuilt zich hierachter. Lise besluit ook een psychiater in de hand te nemen, Højborg. Beide psychiaters krijgen een foto van de partner te zien: een charmante psychopaat zegt Højborg over Vilhelm, een hysterische neuroticus concludeert Oleson over Lise.
Volgens Lise bestaan er geen gelukkige echtparen: “hun geluk berust op bijna totale onwetendheid over elkaars ware aard.” Vilhelms haat is daarom zo begrijpelijk omdat hij haar zo goed begrijpt. Lise isoleert zich steeds meer. De buitenwereld gaat als een schim aan haar voorbij. Voor de zekerheid heeft zij altijd een busje met pillen bij de hand. Vilhelms kamer is zeer goed geschreven, en hier en daar echt een vreemd boek. Tove Ditlevsen weet in deze roman het komische en het tragische perfect te combineren.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten