donderdag 1 augustus 2024

Simon Vestdijk – Een huisbewaarder


Een huisbewaarder is in de telling van de Verzamelde Romans de vijfenveertigste roman van Vestdijk. Hij voltooide het boek in november 1965, in januari 1967 verscheen de eerste druk. Het latere proza van Vestdijk wordt over het algemeen als minder beschouwd dan zijn eerdere werk, maar een mindere Vestdijk is nog altijd een geslaagde roman. Een huisbewaarder heeft veel karakteristieke Vestdijk-elementen, zoals personages met schijnbaar onbegrijpelijke motieven en een gebrek aan moraal. Ook qua stijl is deze roman een echte Vestdijk met lange zinnen die soms nogal kronkelige redeneringen bevatten.

 

Aad Oosthoek is student medicijnen en wordt door de zakenman Louis gevraagd om tijdens diens afwezigheid - hij gaat voor langere tijd op wintersport - op zijn villa, gelegen in een Hollands duingebied, te passen. Louis speelde vroeger viool en Aad kent hem vaag via zijn tante. Aad dient inbrekers op afstand te houden en zich over zijn vrouw Jikke en hun zoontje te ontfermen. Het boek is opgebouwd uit korte hoofdstukken en is geschreven als een soort dagboek, maar Vestdijk is daar niet helemaal consequent in. Al op de eerste pagina’s vraagt Aad zich af waarom hij hier is. Hij verkent het grote huis dat uit twee gelijke villa’s bestaat. Het gezin woont in de ene villa, waar de gespiegelde villa voor dient is onduidelijk. Aad probeert deuren in het huis te openen, maar ontdekt dat hij niet overal in kan, terwijl hij wel wordt geacht toezicht te houden en deuren en ramen grondig af te sluiten. Het lijkt erop dat Louis hem heeft ingehuurd om zijn vrouw in de gaten te houden, opdat zij niet vreemd gaat, hoewel Louis dit niet direct uitspreekt. Louis is nogal wantrouwig en sluipt soms via het tweede huis onverwachts binnen. 

 

Deze roman roept in het eerste hoofdstuk meteen allerlei associaties en vragen op. Louis kent Aad helemaal niet zo goed; waarom zou hij hem vertrouwen? Aad moet onguur volk buiten de deur houden, maar zegt zelf al: “Het enige waar Louis niet aan gedacht heeft is dat ik zelf moordenaars of brandstichters binnen kan laten.” En waarom zou Aad Jikke niet verleiden. De huisbewaarder blijkt een schuinsmarcheerder te zijn. Hij pikt de vriendin van een huisvriend in en legt het aan met het minderjarige dienstmeisje. Vestdijk is vrij expliciet in de seksuele passages in deze roman. Verheven gedachten over de liefde, die vaak in zijn werk te vinden zijn, ontbreken hier geheel. Aad vindt al snel in een nachtkastje de revolver van Louis. Volgens de wet van Tsjechov zal dat wapen later in het verhaal gebruikt gaan worden, maar bij Vestdijk weet je het nooit. Louis is zo’n raadsel voor zichzelf en voor anderen dat het voor de lezer moeilijk te achterhalen is wat hem drijft. De gesloten kamers en zijn wantrouwen roepen de associatie op met het verhaal van Blauwbaard, een thema dat Vestdijk heeft uitgewerkt in zijn roman Het schandaal der Blauwbaarden, die in 1968 zou verschijnen.

 

De aanwezigheid van de huisbewaarder wordt eindeloos gerekt, ook als Louis alweer thuis is. Louis heeft woede-uitbarstingen waarbij zijn vrouw, zijn zoon en de hond het moeten ontgelden. Jikke lijkt het zich niet aan te trekken. Zij roddelt met haar vriendin Zwaantje, die vaak langskomt, voortdurend allerlei verhalen verzint en kwaad spreekt over anderen. Je vraagt je af waarom Aad in de villa blijft en niet verder gaat met zijn medicijnenstudie. Na weer een pijnlijke confrontatie met Louis denkt Aad: “Ieder behoorlijk mens zou hierna zonder een woord te zeggen het huis verlaten hebben; maar ik bén geen behoorlijk mens, ik ben een huisbewaarder, en later, na mijn artsenexamen, word ik een huisbezoeker, en leef van mensen en hun braaksel.” Zijn seksuele escapades lijken ook onbegrijpelijk, maar hij denkt hiermee op een niet na te volgen manier Louis te raken. Hij legt verbanden met zijn eigen jeugd en de jeugdige versie van Louis, zoals hij als violist op een foto stond op een oude piano bij zijn tante. Ook ontdekt hij dat de twee huizen niet geheel symmetrisch zijn, in zijn ogen een waardevolle ontdekking. In het verhaal wordt Louis in eerste instantie als een gek neergezet, maar je gaat ook steeds meer twijfelen aan de verstandelijke vermogens van Aad. De roman loopt over van verwijzingen naar allerlei diepere psychiatrische problemen, maar interessant is dat zij niets verklaren. Louis is in psychoanalyse geweest en zegt hierover dat hij gestopt is omdat zijn psychiater hem alles heeft verteld en dat hij het nu weet. In de ogen van Aad is dit een merkwaardig standpunt, want het gaat niet om iets weten, maar om gedragsverandering.

 

Een huisbewaarder is een roman met een wat oppervlakkig verhaal, maar achter de intriges en soms onbegrijpelijke verhaallijnen schuilt een duistere Vestdijkiaanse wereld. Ter afsluiting een citaat over de strijd tussen de twee mannen. “Het is een typische mannenaangelegenheid, tussen Louis en mij. Het is iets als een oud epos, toen de vrouwen nog in vrouwenvertrekken zaten, vrijwel opgesloten, hunkerend en onzindelijk, en nieuwsgierig naar wie er nú weer was doodgeslagen.”

Geen opmerkingen: