zondag 16 juli 2023

Anatoli Mariengof – Mijn eeuw, mijn vrienden en vriendinnen


Anatoli Mariëngof (1897-1962) is een niet zo bekende Russische schrijver en dichter. Vlak na de Russische revolutie behoorde hij met zijn vriend Jesenin tot de literaire vernieuwers in de literatuur. Zij noemden zich de Imaginisten. Tot aan de dood van Lenin in 1924 was er ruimte voor vernieuwing en heerste er relatieve vrijheid in de kringen waarin Mariëngof zich bewoog, met name de Moskouse theaterwereld. In de jaren twintig schreef hij enkele romans, die veel later ook in het Nederlands zijn vertaald. Al snel mocht zijn werk niet meer in de Sovjet-Unie verschijnen. Het is een waar mirakel dat Mariëngof onder Stalin niet vermoord is en zelfs nooit verbanning is geweest.

 

Mijn eeuw, mijn vrienden en vriendinnen, bevat de memoires van Mariëngof. Deze kwamen pas na zijn dood uit. De Nederlandse vertaling is van Robert-Jan Henkes, die ook het nawoord schreef en een uitgebreid verklarend notenapparaat toevoegde. Het is een merkwaardig boek dat opgebouwd lijkt uit een paar losse delen met een eigen karakter. De hoofdstukken over zijn jeugd zijn mooi geschreven en aangrijpend, net als de stukken over zijn zoon die op zestienjarige leeftijd zelfmoord pleegde. Ook schrijft hij liefdevol over zijn vriend Jesenin, waar hij later mee breekt en die zichzelf ook om het leven bracht. Dit zijn gebeurtenissen die een blijvend stempel op hem hebben gedrukt. De ellenlange verhalen over zijn vriendin, later zijn vrouw en de verhalen over de theaterwereld, stukken die opgevoerd worden of niet, konden mij minder boeien. Daar tussendoor staan dan wel weer mooie verhalen, over bijvoorbeeld Majakovski, die zichzelf zag als een geniale dichter. Mooi is hoe Mariëngof het enthousiasme beschrijft van de groep jonge dichters waartoe ook hij behoorde. Zij vonden zich allemaal geniaal, wilden de wereld veroveren met hun poëzie en droegen dit uit als een van hen het podium opsprong om een vlammende redevoering te houden. De sfeer van de jaren vlak na de revolutie weet hij goed te treffen. Het leek alsof er in die tijd iedere avond in de stad redevoeringen en debatten plaatsvonden, waar het publiek massaal op af kwam.

 

Na de periode van vernieuwing kwam de terreur, maar als je deze memoires leest is daar niet veel van te merken. De vertaler geeft aan dat de kracht van het boek is dat veel dingen impliciet blijven, niet gezegd worden. Je moet het tussen de regels door lezen, het voelen. Maar als het zo verborgen erin staat, denk ik aan iets anders, dat Mariëngof geen gevaar wilde lopen. Ook al kwam het boek pas na zijn dood uit, bij een huiszoeking had een tekst die het regime te openlijk bekritiseerde hem fataal kunnen worden. Misschien deed hij het niet bewust, maar na jarenlang overleven onder de Sovjet-dictatuur neem je misschien automatisch geen enkel risico meer.  

 

In deze memoires maakt Mariëngof veel gebruik van dialoog en spreektaal, waarmee de wereld die hij beschrijft dichtbij komt. De vertaler gebruikt soms populaire woorden en vreemd genoeg ook hele ouderwetse woorden, zoals brio, leperd, deemstering, ottomane en de uitdrukking met kap en keuvel. Geregeld moest ik het woordenboek raadplegen. Ik wist bijvoorbeeld niet de betekenis van antediluviaal, rapier, fulpen en tweeregelaar. Dat is niet zo erg en het effect is soms grappig, maar ik zou als vertaler toch vaker kiezen voor meer gangbare alternatieven. 

 

Geen opmerkingen: