Merijn de Boer debuteerde in 2011 met de verhalenbundel Nestvlieders. Hij schreef daarna diverse verhalenbundels en romans, die ik allemaal goed vind. Onlangs verscheen Het Surinamedagboek. Het is een bijzonder boek: reisverslag, liefdesverhaal en eerbetoon aan Albert Helman ineen. Bovendien klinkt de liefde voor Suriname er sterk in door.
De aanleiding voor de Surinamereis is een advertentie die Merijn de Boer, de hoofdpersoon in het boek, in 2011 leest in De Groene Amsterdammer. De Stichting Vrienden van Lou Lichtveld, zoals Helman in het echt heette, probeert met het aanbieden van een reis de bekendheid van de schrijver te vergroten. Helman reisde in 1955 door Suriname en deed daar verslag van in het boek Het eind van de kaart. De bedoeling is om in drie weken de reis van Helman te volgen. De persoon achter de stichting is Maurits Blomhert. Hij werkt aan een biografie van Helman. Hij kan zelf niet mee, maar financiert met zijn stichting wel deze reis. Hij vraagt Merijn om er verslag van te doen. Het Surinamedagboek is een verslag van de reis maar het is meer dan het verslag dat het personage Merijn de Boer maakt voor Blomhert. Ik heb het bewust over een personage, want je bent, ondanks dat op het omslag roman vermeld staat, geneigd het boek als een werkelijk reisverslag te lezen. De schrijver versterkt dit bewust: het personage Merijn werkt bij uitgeverij van Oorschot en binnenkort komt zijn debuut Nestvlieders uit, zoals ook bij de schrijver Merijn de Boer het geval was.
Een groot deel van het boek gaat over de interactie binnen het reisgezelschap. Merijn verwacht veel Helman-kenners en is zenuwachtig voor het praatje dat hij bij aankomst voor de groep moet houden. De reisleider vroeg hem dit te doen. Merijn heeft zich pas sinds kort verdiept in het werk van Helman. De reisleider, een slordige jongeman, is zelf niet op tijd aanwezig en heeft sowieso meer aandacht voor zichzelf dan voor de literatuur. De groep heeft evenmin veel belangstelling voor Helman. Enkele mensen haken al meteen af en blijven in Paramaribo. Zij zagen deze aanbieding als een kans om gratis naar Suriname te vliegen. Een klein gezelschap blijft over, waaronder de oudere André, die meteen vriendschap met Merijn sluit en de flessen wijn die hij meevoert deze hele reis met hem wil delen. Dan is er het echtpaar Sjors en Tonnie; zij scheppen nogal op over hun vele reizen door Afrika. Een ander opmerkelijke figuur is Julius, die duidelijke kenmerken van overspannenheid vertoont. De reisleider belandt voor vertrek in het ziekenhuis, maar door de aanwezigheid van een lokale gids, die toch al zou meegaan, is zijn gemis geen probleem. In dagboekfragmenten wordt de reis beschreven, met daarbij de regen, de lange boottochten waarbij de nodige obstakels overbrugd moeten worden en de primitieve omstandigheden waarin de reizigers moeten overnachten. Merijn zoekt overal naar sporen van Helman en vergelijkt Helmans reis met de reis die zij nu maken.
Mooi is dat De Boer nergens echt cynisch wordt over de medereizigers van Merijn. Het zou niet moeilijk geweest zijn dit gezelschap belachelijk te maken: de grootspraak van het echtpaar en de gektes van Julius kun je eenvoudig clichématig uitvergroten. Maar het personage Merijn beschrijft zijn medereizigers meestal zonder oordeel te vellen: het resultaat is geestig en soms meelijwekkend. Leuk is dat De Boer speelt met feit en fictie als hij het personage Merijn laat nadenken over wat hij zal noteren over zijn reisgenoten. Hij zou bijvoorbeeld meer willen weten over Sjors en zijn latent alcoholisme. “Als hij een personage was geweest, had ik dat allemaal kunnen verzinnen, maar nu is hij een medereiziger en kan ik alleen maar opschrijven wat ik zie.” Goed vind ik ook dat Merijn niet met zichzelf in de knoop zit en dat de reis dan antwoorden moet opleveren die hem uit zijn persoonlijke crisis moeten helpen.
Het gaat in het boek vooral om de beschreven handelingen. Bovendien is wat Merijn denkt niet heel bijzonder. Halverwege komt hij een vrouw tegen waar hij verliefd op wordt en die later meereist. Zij heet Noor en Merijn bedenkt allerlei dingen over haar en over hun mogelijke toekomst, maar hij voert zelden een diepgaand gesprek met haar. Wanneer Noor zich opwindt over koloniale uitbuiting dan merkt Merijn op dat hij hier nog nooit over nagedacht heeft. Hij ziet de reis vooral als een literair evenement. De bewoners van Suriname of de geschiedenis van het land interesseren hem niet. Of beter gezegd, het komt niet in hem op er interesse voor te hebben. Dit is natuurlijk nogal naïef, maar het past wel bij de manier van schrijven van het personage Merijn: wat afstandelijk en zonder teveel te oordelen. Ik vind dit wel verfrissend. Het is een manier van schrijven die je niet vaak leest in hedendaagse Nederlandse literatuur.
Op hun reis komen ze uiteraard wel in aanraking met bewoners die langs de rivieren wonen waar zij over varen. In het boek staan veel leuke woorden, zoals porknokkers, dit zijn zelfstandige (illegale) goudzoekers, of een tabbetje, dat is een eiland. Hij citeert ook geregeld Helman, bijvoorbeeld als hij schrijft over het stadje Saint-Laurent: "een plaats om in betrekkelijk korte tijd tot waanzin te geraken, hallucinaties te krijgen en cryptogrammen te gaan schrijven of een nieuwe godsdienst te stichten, - een die flink wat mensenbloed en witte hersenen voor zijn ritueel nodig heeft.” Het Surinamedagboek is een veelzijdig boek dat tot het einde blijft boeien en waar je lang over blijft nadenken. Het boek is zeer geschikt om te lezen in een leesclub. Tot slot citeer ik een mooi citaat van Cola Debrot dat Merijn bijna aan het einde van de reis, terug in Paramaribo, noteert. “Van alle steden waar ik beslist niet zou willen wonen, vind ik Paramaribo beslist de aantrekkelijkste.”
Geen opmerkingen:
Een reactie posten