Mathijs Deen heeft een fascinatie voor de Waddenzee. Hij schreef een non-fictie boek over het gebied en diverse romans van hem spelen in en rond de Waddenzee, zo ook de korte roman Het lichtschip uit 2020. Een lichtschip is een lichtbaken in zee dat de functie heeft van een vuurtoren. De schepen liggen vooral op plekken die gevaarlijk kunnen zijn voor het scheepvaartverkeer, zoals in de buurt van zandbanken. Tot in de jaren zeventig waren deze verankerde schepen bemand. In onze tijd is de functie van lichtschepen grotendeels overgenomen door moderne navigatieapparatuur.
Het verhaal speelt begin jaren zeventig op het lichtschip De Texel. De bemanning zit weken achtereen op het schip en telt de dagen af tot de aflossing komt. De kok Lammert werkt al jaren op het schip. Hij woont in een afgelegen huisje op het eiland Texel, waar hij weinig contact heeft met andere bewoners. Als kind groeide hij op in Indonesië. Hij denkt soms terug aan de gruwelen van de oorlog. Zijn beide ouders leven niet meer en hij heeft verder geen familie. Op een dag besluit hij een Indonesisch gerecht voor de bemanning klaar te maken, Gule kambing. Bij een boerin in de buurt haalt hij een bokje, dat hij van plan is mee te nemen aan boord en daar te slachten voor het gerecht dat hij voor ogen heeft.
(Huis)dieren zijn niet toegestaan aan boord van het lichtschip, maar daar trekt de kok zich niks van aan wanneer hij tijdens het wat onstuimige weer aan boord klimt. Mooi is hoe Deen dit verhaal opbouwt. Je begrijpt al dat het bokje niet zomaar geslacht zal worden. Lammert verbiedt matroos Gerrit Snoek het dier een naam te geven, maar de matroos geeft het bokje de eerste dag al de nodige aandacht. Het trauma dat de kok in Indonesië heeft opgelopen zal uiteraard ook verderop in het verhaal opspelen, net als het noodweer dat Deen bij de aankomst op het lichtschip heeft aangekondigd.
Hoewel de elementen die tot een climax gaan leiden voor de hand liggen, weet Deen toch te verrassen. Hij vertelt het verhaal vrij sec en mengt er veel details doorheen over het leven aan boord van een lichtschip. Het boek staat vol met termen als navigatielicht, misthoorn, ankerlier en een laag vrijboord. De afkorting SWTK moest ik even opzoeken: scheepswerktuigbouwkundige. Deen heeft zich terdege verdiept in de wereld van lichtschepen. Ik houd hier erg van. Als een verhaal zich afspeelt op een specifieke locatie, dan moet deze ook goed beschreven worden. Mathijs Deen doet dit uitstekend in deze geslaagde korte roman. Ik bleef wel zitten met één vraag, wat doet een stuurman aan boord van een schip dat nooit van zijn plaats komt?
Geen opmerkingen:
Een reactie posten