Onlangs las ik van Lucas Zandberg zijn recente roman De geschiedenis van mijn onvoorstelbare ouderdom, waarin hij een levensverhaal vertelt, geïnspireerd op Jeanne Calment, de oudste mens ter wereld. Hij gaat in de roman uit van een persoonsverwisseling. Zijn personage neemt de identiteit over van haar doodverklaarde dochter. De laatste maîtresse is ook een historische roman, maar minder fictief. De ondertitel luidt, De memoires van Jeanne du Barry. Zij leefde van 1743 tot 1793 en was de maîtresse en titre van de Franse koning Lodewijk XV.
Zandberg beschrijft het verhaal geheel vanuit het perspectief van Jeanne Bécu, zoals zij bij geboorte heette. Ze groeide op als arm meisje, haar moeder had haar in een klooster ondergebracht. Haar voornaamste troef in het leven was haar schoonheid. De moeder stimuleerde Jeanne om hier optimaal gebruik van te maken. Het verhaal begint als Jeanne het klooster verlaat en haar weg naar boven begint. In een aristocratisch gezin krijgt zij een opvoeding en wordt zij ontmaagd. Seks geeft haar plezier en zij merkt dat zij er macht mee kan verwerven. Vervolgens komt ze in een modewinkel terecht, die fungeert als jachtterrein voor rijke mannen die een maîtresse zoeken. Via een baron, die als bijverdienste de Parijse adel gelegenheid tot gokken geeft en bemiddelt in luxe maîtresses komt Jeanne uiteindelijk in contact met de koning.
Hierboven schetste ik kort de weg die Jeanne aflegt. Zandberg beschrijft deze weg meeslepend, met veel boeiende personages en historische details. Hij houdt echter voortdurend vast aan een strakke verhaallijn. Zijn stijl, herkenbaar ook uit De geschiedenis van mijn onvoorstelbare ouderdom, is wat lastig te omschrijven. Zijn taalgebruik is helder en de zinnen zijn niet overdreven literair. Hij mengt in korte hoofdstukken de herinneringen die vanzelf overgaan in beschrijvingen en in beknopte dialogen. Het boek leest heel prettig en hij weet wonderlijk goed een balans te vinden tussen het uitdiepen van de persoonlijke worstelingen van Jeanne en het vasthouden van een hoog verteltempo.
Een van de mooie dingen in het boek is het beeld dat Zandberg geeft van de Franse adel in het ancien régime. De scheiding tussen de standen was absoluut en de rijkdom van hooggeplaatsten was extreem, al kwam armoede ook voor. De adel mocht namelijk niet werken en was afhankelijk van familiekapitaal of opbrengsten uit bezittingen. Jeanne kreeg van de koning een enorm buitenverblijf, had tientallen personeelsleden en kon dagelijks alles kopen wat zij wilde hebben. Opmerkelijk is dat zij oog had voor de armoedige omstandigheden van de boeren en het gewone volk in haar dorp en regelmatig kleding en dergelijke schonk. Zij was op haar landgoed geliefd; anders was dit aan het hof. Door haar nederige afkomst werd zij nooit helemaal geaccepteerd. Zij moest haar positie in Versailles stapje voor stapje veroveren, maar bijvoorbeeld de dauphine Marie Antoinette bleef haar negeren. De regels aan het hof waren soms vreemd in onze ogen. Een maîtresse erop nahouden werd als normaal beschouwd, maar zij moest wel van adel zijn en getrouwd. Jeanne mat zich de titel barones aan, maar men wist dat zij van lage komaf was. De getrouwde status werd snel geregeld door de broer van een beschermheer van haar in te schakelen. Het stel trouwde, waarna de echtgenoot direct vertrok naar zijn buitenverblijf. Zij zagen elkaar nooit meer terug. Voor het aanspreken bestonden er strikte regels. Jeanne mocht niet zomaar Marie Antoinette benaderen, maar moest wachten tot zij door haar werd aangesproken. Het duurde maanden voordat dit gebeurde en toen alleen onder druk. Het dagelijkse leven op Versailles was eigenlijk vreselijk saai en er werd alom geroddeld. Het was niet de bedoeling om zelf een wandeling te maken in het paleis; er waren bedienden om Jeanne met een draagstoel te vervoeren. Bizar was ook dat de spiegelzaal werd gebruikt om de huisdieren uit te laten. Niet dat de adellijke dames dat zelf deden, ook hier was personeel voor.
De scènes aan het hof deden mij denken aan de roman Peters Keizerin van Litouwse schrijfster Kristina Sabaliauskaité. Zij beschrijft vanuit de ogen van de maîtresse van Peter de Grote het leven aan het Russische hof en het leven van haar geliefde. Sabaliauskaité besteedt veel aandacht aan de levenswandel en de ideeën van Peter de Grote, meer dan Zandberg besteedt aan die van Lodewijk XV. Toch geeft hij een aantal interessante details. Hij was bijvoorbeeld buitengewoon geïnteresseerd in de dood en in alles wat met begrafenissen en kerkhoven te maken had. Eens hield hij een rouwstoot aan. Er werd een meisje begraven dat aan de pokken was bezweken. Hij wilde per se in de kist kijken hoe de dode eruit zag.
Halverwege het boek sterft de koning en komt de positie van Jeanne in gevaar. Zij wordt eerst verbannen, verblijft enige tijd in een klooster, maar wordt later weer in de elite opgenomen. Zij mag in haar paleis blijven wonen. Het hele boek door hangt er een doem boven het verhaal, want je weet dat de Franse Revolutie uitbreekt. Het volk laat al geruime tijd van zich horen en geregeld dringen berichten het hof binnen over opstanden en moordpartijen. De aristocratie is in 1789 verbijsterd en beseft lange tijd niet wat hen overkomt. Mensen worden opgepakt, in een cel gegooid om later onder de guillotine terecht te komen. Jeanne denkt dat dit haar niet zal overkomen. Mooi is hoe Lucas Zandberg de lange weg naar haar dood en haar ontzetting hierover beschrijft. Het is een prachtig langgerekt slot van een fantastische historische roman.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten