Cor de Jong is een Rotterdamse schrijver waar ik pas dit jaar van hoorde toen De prediker op de longlist van de Libris literatuurprijs stond. De Jong is leraar Nederlands en schreef eerder vooral over voetbal en popmuziek. Zijn romandebuut De aanname verscheen in 2015, maar kreeg weinig aandacht. De prediker is zijn tweede roman.
Het mooie van De prediker vind ik dat het hele verhaal draait om één uitzonderlijk gegeven, het wonder dat een kind uit de dood is opgestaan. Ik verraad hier niets mee, want op de achterflap staat het wonder al genoemd. Het verhaal speelt in de jaren tachtig van de vorige eeuw in het streng christelijke dorp Noord-Heijnen, waar een nieuwe predikant breekt met enkele tradities. Hij krijgt bijval, maar niet iedereen is even enthousiast over hem. Het gezin Van Willigen – vader, moeder en vier kinderen, de jongste twee jongens, de oudste twee meisjes – gaat iedere zondag trouw naar de kerk. Op een zondag doen de kinderen verstoppertje en verbergen Nico, het jongste kind, in een dekenkist. Nadat een ander kind een tijdje vergeefs zoekt, maken ze de kist open en tot ieders ontzetting blijkt Nico te zijn gestikt. De dokter stelt de dood vast en de nieuwe dominee komt uiteraard langs.
Dan gebeurt het wonder. Nico richt zich op uit zijn kistje en leeft weer. Iedereen is uiteraard buitengewoon blij en dankbaar, maar in de maanden die volgen wordt er niet meer over gesproken. De ouders drukken de kinderen ook op het hart er met niemand over te praten. De Jong vertelt vervolgens in een rustige, beetje deftige stijl, hoe het verder gaat met het gezin en het dorp. Er gebeuren geen schokkende dingen, maar de twee ouders groeien enigszins uit elkaar. De moeder trekt steeds meer naar de prediker toe en volgt een bijbelclub met hem. Zij ziet hem als de redder van haar kind. De vader neemt juist afstand en vindt dat alleen God wonderen kan verrichten; een prediker is slechts een instrument in zijn handen. Later gaat hij ergens anders kerken. Mooi is dat er tijdens het lezen veel vragen in je opkomen en dat De Jong karig is met antwoorden. Dat geeft het verhaal spanning.
De verteller, de iets oudere broer van Nico, probeert met hem te praten. Hij wil weten wat hij heeft gezien toen hij dood was. Eenmaal vertelt Nico erover. “Ik dacht dat er wat was. Een licht, een engel. Er was niks.” De Jong vertelt hoe het gezin verder leeft, met vakantie gaat en hoe de ouders verder van elkaar komen te staan. Uiteindelijk komt het wonder ter sprake in het gezin. Al die jaren was het er, hing het in de lucht, maar werd erover gezwegen. Je kunt denken dat zo’n gebeurtenis altijd, hoelang het ook duurt, groot effect moet hebben op een gezin, maar het einde van het verhaal laat voldoende ruimte om daar een eigen invulling aan te geven. Misschien is het niet direct het wonder zelf dat spanningen in het gezin heeft gebracht, maar legde het wonder onderlinge verschillen tussen de ouders bloot; de verschillende manieren waarop het geloof wordt beleefd, werd erdoor duidelijk. Cor de Jong heeft met De prediker in een vloeiende stijl een spannend en aangrijpend verhaal geschreven.
Het mooie van De prediker vind ik dat het hele verhaal draait om één uitzonderlijk gegeven, het wonder dat een kind uit de dood is opgestaan. Ik verraad hier niets mee, want op de achterflap staat het wonder al genoemd. Het verhaal speelt in de jaren tachtig van de vorige eeuw in het streng christelijke dorp Noord-Heijnen, waar een nieuwe predikant breekt met enkele tradities. Hij krijgt bijval, maar niet iedereen is even enthousiast over hem. Het gezin Van Willigen – vader, moeder en vier kinderen, de jongste twee jongens, de oudste twee meisjes – gaat iedere zondag trouw naar de kerk. Op een zondag doen de kinderen verstoppertje en verbergen Nico, het jongste kind, in een dekenkist. Nadat een ander kind een tijdje vergeefs zoekt, maken ze de kist open en tot ieders ontzetting blijkt Nico te zijn gestikt. De dokter stelt de dood vast en de nieuwe dominee komt uiteraard langs.
Dan gebeurt het wonder. Nico richt zich op uit zijn kistje en leeft weer. Iedereen is uiteraard buitengewoon blij en dankbaar, maar in de maanden die volgen wordt er niet meer over gesproken. De ouders drukken de kinderen ook op het hart er met niemand over te praten. De Jong vertelt vervolgens in een rustige, beetje deftige stijl, hoe het verder gaat met het gezin en het dorp. Er gebeuren geen schokkende dingen, maar de twee ouders groeien enigszins uit elkaar. De moeder trekt steeds meer naar de prediker toe en volgt een bijbelclub met hem. Zij ziet hem als de redder van haar kind. De vader neemt juist afstand en vindt dat alleen God wonderen kan verrichten; een prediker is slechts een instrument in zijn handen. Later gaat hij ergens anders kerken. Mooi is dat er tijdens het lezen veel vragen in je opkomen en dat De Jong karig is met antwoorden. Dat geeft het verhaal spanning.
De verteller, de iets oudere broer van Nico, probeert met hem te praten. Hij wil weten wat hij heeft gezien toen hij dood was. Eenmaal vertelt Nico erover. “Ik dacht dat er wat was. Een licht, een engel. Er was niks.” De Jong vertelt hoe het gezin verder leeft, met vakantie gaat en hoe de ouders verder van elkaar komen te staan. Uiteindelijk komt het wonder ter sprake in het gezin. Al die jaren was het er, hing het in de lucht, maar werd erover gezwegen. Je kunt denken dat zo’n gebeurtenis altijd, hoelang het ook duurt, groot effect moet hebben op een gezin, maar het einde van het verhaal laat voldoende ruimte om daar een eigen invulling aan te geven. Misschien is het niet direct het wonder zelf dat spanningen in het gezin heeft gebracht, maar legde het wonder onderlinge verschillen tussen de ouders bloot; de verschillende manieren waarop het geloof wordt beleefd, werd erdoor duidelijk. Cor de Jong heeft met De prediker in een vloeiende stijl een spannend en aangrijpend verhaal geschreven.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten