Ik kende het verhaal van Leen Sanders nauwelijks. De Rotterdamse bokser was voor de Tweede Wereldoorlog Nederlands bokskampioen in verschillende klassen. Als Joodse bokser die ook in Duitsland uitkwam zag hij vroeg het gevaar van de nazi’s in. Anders dan Bep van Klaveren, die andere grote Rotterdamse bokser, bleef hij in Nederland wonen. Het bombardement op Rotterdam verwoestte zijn huis. Leen Sanders ging in het verzet, maar moest op een gegeven met zijn gezin onderduiken. Zij werden in 1942 verraden en naar Westerbork gebracht; hiervandaan werd het gezin enige tijd later naar Auschwitz gedeporteerd. Zijn vrouw en twee kinderen werden vermoord, maar hij overleefde Auschwitz omdat hij door een ss’er als bokskampioen werd herkend. Hij kreeg het relatief goed en kon veel mensen in het kamp helpen. Het verhaal dat Erik Brouwer in zijn boek vertelt is echt ongelofelijk en verdient meer bekendheid.
Leen Sanders werd geboren in de Zandstraat in 1908. De woonomstandigheden in deze beruchte buurt waren slecht, het gezin was arm en Leen moest al op jonge leeftijd gaan werken. De liefde voor boksen hadden hij en zijn broer al vroeg in zich. Er waren meer joodse boksers en de bokssport was sowieso populair in Rotterdam. Zijn talent was onmiskenbaar en voor zijn twintigste bokste hij al wedstrijden op het hoogste niveau: in 1929 werd hij Nederlands kampioen in het lichtgewicht en vanaf 1934 tot aan het uitbreken van de oorlog in het middengewicht. Hij was een geduchte tegenstander van Bep van Klaveren, maar won nooit van hem. Hij bokste in de jaren dertig in Engeland en Duitsland en in Rotterdam trainde hij andere boksers. Rotterdam stond toen bekend als boksstad nummer 1.
Brouwer laat zien dat Sanders in deze tijd vreemd genoeg in het buitenland populairder was dan in Nederland. Misschien kwam dat door zijn verdedigende stijl, maar wellicht speelde het feit dat hij een jood was en bovendien geregeld met een Davidster op zijn broek de ring in ging, toch een rol. Vanaf halverwege de jaren dertig weigerde hij nog langer in Duitsland te boksen. Hij stond ook achter de oproep om de Olympische Spelen van 1936, ook wel de Nazi-spelen genoemd, te boycotten. Begin 1940 werd Leen opgeroepen voor mobilisatie. Hij had de jaren ervoor weinig wedstrijden gebokst, maar kreeg nu alle ruimte om te trainen. Hij ging weer de ring in en won verschillende gevechten.
Het zwaartepunt van het boek van Brouwer ligt uiteraard op de Tweede Wereldoorlog, maar zijn beeld van het Rotterdamse boksleven in de jaren ervoor is ook uiterst boeiend. Hij heeft een levendige manier van schrijven en verwerkt veel gegevens in zijn verhaal. Bij wedstrijden beschrijft hij hoeveel publiek er aanwezig was, hoe de mensen eruitzagen, wat ze precies schreeuwden en wat er werd gedronken. Hij staat soms ook stil bij het vooroorlogse Rotterdamse straatbeeld, de gebouwen, winkels, straatnamen, de mode op, enzovoorts. Hij probeert de lezer met literaire middelen zijn verhaal in te trekken. Ik vroeg mij wel af of alle details zinvol zijn voor wat hij wil vertellen en in hoeverre het feitelijk helemaal klopt. Voor het sfeerbeeld bij een wedstrijd zal hij waarschijnlijk bekende gegevens uit diverse bronnen gecombineerd hebben. Of iemand echt bijvoorbeeld dat bepaalde merk sigaretten rookte is niet van heel groot belang.
Wanneer Leen Sanders in het verzet gaat, moet onderduiken en later wordt opgepakt spelen deze details een veel belangrijkere rol. Brouwer vermeldt bijvoorbeeld de precieze afmetingen van een cel waarin Leen wordt opgesloten. Dit versterkt het beklemmende gevoel bij de lezer. Via Westerbork komt Leen in Auschwitz terecht. De toon van het boek verandert hier, maar de afschuwelijke gebeurtenissen beschrijft Brouwer met nog grotere precisie. Door deze vertellende, literaire stijl komt het verhaal nog harder binnen. De beslissende gebeurtenis voor Leen is zijn herkenning door een ss-er. “ ‘Jammer dat je Jood bent,’ zegt hij, maar hij belooft een goed arbeidscommando te regelen. Hij zal zijn leidinggevende vertellen wie Leen is en waarom hij voorlopig moet blijven leven. Op vrije zondagmiddagen worden er vaak bokswedstrijden gehouden in de Alte Wäscherei of op warmere dagen in een ring op het appèlplein naast de keuken. Wie weet kan 86764 zelfs zijn rentree als bokser maken in het kamp.”
Vanaf dat moment nemen zijn overlevingskansen sterk toe. Hij werkt in de wasserij, traint boksers en krijgt extra eten dat hij verdeelt over zoveel mogelijk mensen. Met gevaar voor eigen leven regelt hij kleding en eten voor met name zijn landgenoten. Ook weet hij mensen soms te verstoppen om te voorkomen dat zij bezwijken of direct naar de gaskamer worden doorgestuurd. Eenmaal bokst Leen Sanders tegen een onverslaanbaar geachte Pool. Hij wint, maar houdt zich daarna toch gedeisd. Je weet niet hoe de ss-ers kunnen reageren op een overwinning van een Jood. Zowel een wedstrijd winnen als verliezen kan leiden tot het vuurpeloton of de gaskamer. Niet boksen lijkt het meest veilig. Je blijft je verbazen over de bizarre situatie in de kampen. Uiteraard zijn afschuw en walging de eerste gevoelens die opkomen na het lezen over het dagelijkse leven in Auschwitz, maar de verbijstering volgt hier meteen na. De kampbeulen hadden ook behoefte aan vermaak en cultuur. Ze wilden niet alleen bokswedstrijden zien, ook werden er vele muziekavondjes georganiseerd. Eenmaal beschrijft Brouwer de repetities en de opvoering van een variété-show, met muziek en slapstick: “Joden en ss’ers hadden plezier in dezelfde ruimte.”
Leen Sanders overleeft Auschwitz. Er volgt een krankzinnige dodenmars en hij belandt in Dachau, waar de verschrikkingen doorgaan. Bizar detail is de registratie van de gevangenen, die gewoon doorgaat terwijl de Russen en Amerikanen al in Duitsland staan en het Derde Rijk op het punt staat om definitief in te storten. Er is weer een transport en uiteindelijk stopt de trein met een grote groep uitgehongerden mensen in een dorp en is de oorlog voorbij. Er is geen blijdschap, want er is geen reden tot blijdschap. Na enige omzwervingen komt Leen Sanders aan in Rotterdam. Een groot deel van zijn familie is vermoord, waaronder zijn vrouw en twee kinderen. Hij bokst eenmaal, wint de partij, maar kan het geestelijk niet meer opbrengen om door te gaan. Hij houdt het niet meer uit in Nederland en gaat met zijn tweede vrouw, ook een oorlogsslachtoffer, in Aruba wonen. In 1954 verhuizen zij naar Los Angeles, maar aan het eind van zijn leven keert Leen Sanders terug naar Rotterdam, waar hij in 1992 overlijdt. Zijn hele leven na de oorlog had hij last van nachtmerries, angsten en andere psychische problemen. Nog een laatste beschamend feitje, zijn aanvraag voor een bijzondere uitkering werd door de Nederlandse overheid verschillende keren, na uitvoerig onderzoek, afgewezen. Met dit boek heeft Erik Brouwer een groots eerbetoon gebracht aan een Rotterdammer die een plaats verdient in ons collectieve geheugen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten