zondag 8 december 2019

Olga Tokarczuk – De rustelozen


Dit jaar won Olga Tokarczuk de Nobelprijs voor de literatuur. Omdat er vorig jaar geen prijs was uitgereikt, waren er dit jaar twee prijzen. De tweede Nobelprijs ging naar Peter Handke. Tokarczuk is Poolse. Haar werk is veel vertaald, maar zij heeft niet een heel groot lezerspubliek. Hopelijk is dat nu aan het veranderen. Er zijn van haar zes boeken vertaald in het Nederlands. De rustelozen (Bieguni) uit 2011 is vertaald door Greet Pauwelijn.

De rustelozen is net als ander werk van Tokarczuk niet in een paar woorden samen te vatten. Het boek telt vele hoofdstukken, van een halve pagina tot meer dan dertig pagina’s, en bevat vele personages. Sommige personen keren terug, anderen treden eenmalig op. De hoofdstukken bevatten soms een verhaal, dan weer een beschouwing of een fragment van wat een groter geheel lijkt. Het overkoepelende thema is geaardheid, onderweg zijn, je vaste plek vinden of verlaten, zoiets.

Een van de eerste hoofdstukken heet De wereld in mijn hoofd. De verteller blikt terug op haar jeugd. Haar ouders gingen eens per jaar met een caravan op vakantie. Zij keerden daarna terug naar hun dorp om de was te doen en hun vrienden te vervelen met foto’s. “Dit was niets voor mij. Ik miste duidelijk een gen dat ervoor zorgt dat je onmiddellijk wortel schiet, zodra je ergens een poos blijft staan. Ik heb het vaak geprobeerd, maar mijn wortels gingen nooit diep genoeg en bij elke windstoot viel ik omver. Ik kon niet kiemen, deze gave die eigen is aan planten is mij ontzegd. Ik trek geen sappen uit de grond, ik ben een anti-Antaios. Ik haal mijn energie uit beweging: uit het schokken van bussen, het geronk van vliegtuigen, het gewieg van veerboten en treinen.” Grappig is dat in dit hoofdstuk er een ouderwetse prent is opgenomen met ontkiemende planten. Zo staan er meer, soms onbegrijpelijke afbeeldingen in het boek.

De vele reizigers in het boek zijn geen toeristen. Zij verblijven vaak in hotels of op vliegvelden en aanschouwen juist de mensen die doelbewust van het ene naar het andere punt reizen. Het vliegveld is een plek waar iedereen een doel heeft. Heb je dat niet, dan ben je al gauw een zonderling, een verschoppeling. De personages geven commentaar op de reisindustrie, zoals de reisliteratuur die enorme vernielingen heeft aangericht. Iemand beschreef vroeger, als jeugdige naïeveling, de plekken waar zij heen ging. Nu kijkt zij terug. Je kunt maar beter geen namen noemen en in bedekte termen schrijven over waar je geweest bent. “De waarheid is verschrikkelijk: beschrijven maakt dingen kapot.” Het syndroom van Parijs bestaat eruit dat met name Japanners in shock raken wanneer zij Parijs bezoeken. De verwachtingen en de werkelijkheid komen niet overeen. De toerist kan moeilijk omgaan met deze discrepantie. Bij dergelijke passages moest ik denken aan 
Ilja Leonard Pfeijffer. Het zou mij niet verbazen als hij De rustelozen heeft gelezen.

Een ander terugkerend thema in het boek is de anatomische wetenschap en het prepareren van overledenen. Dokter Blau heeft een unieke methode ontdekt om lichamen te conserveren, zgn. plastinatie. Zijn motto is: “Elk lichaam heeft het recht om herinnerd te worden, elk lichaam om te blijven bestaan.” Als hobby maakt  hij foto’s van naakte meisjes. Andere wetenschappers proberen zijn methode te ontfutselen.

Een uitgebreid hoofdstuk van De rustelozen speelt in Holland rond 1700, in de tijd van de bekende anatoom Frederik Ruysch. Het verhaal gaat over het leven van een leerling/collega van hem, Philip Verheyen. Deze wetenschapper verloor zijn been en zette dit op sterk water. Hij keek er iedere dag naar en ontwikkelde een fantoompijn in het geamputeerde been. Hij was de eerste die dit verschijnsel beschreef. Tijdgenoten geloofden hem niet. 

Zo staan er talloze, vaak wonderlijke verhalen in dit boek. Er is een Russische vrouw in Moskou, met een gehandicapt kind en een depressieve man. Zij besluit op een dag om niet meer terug te keren naar huis en te blijven rondrijden in de metro. Zij wordt een dakloze en beweegt zich tegen de dagelijkse stroom in. Een verhaal gaat over het hart van Chopin, dat na zijn dood terug moest keren naar Polen. Ludwika, de zus van Chopin smokkelt het hart onder haar jurk Polen binnen. Heel mooi is het verhaal van kamer 9. X huurt een kamer in een hotel en krijgt kamer negen. De portier reikt de sleutel aan en vertelt dat de sleutel van kamer negen het vaakst zoek raakt. X denkt voortdurend aan de sleutel en vergeet hem uiteindelijk in te leveren.

Een lang verhaal gaat over een man die op een klein eiland nabij de Kroatische kust zijn vrouw en kind kwijtraakt. Zij zijn verdwenen en onvindbaar. Na een paar dagen duiken ze weer op. Later in het boek zien we de man terug. Hij moet en zal van zijn vrouw weten wat er is gebeurd in die paar dagen. Er staan meer verhalen en gedachten in over eilanden. Het Griekse eiland Peloponnesos heeft de vorm “van een grote hand van een moeder – zeker niet van een mens - die hem in het badwater dompelt om te controleren of het niet te warm is.”

Verwacht aan het einde van De rustelozen geen ontknoping. De verhalen komen niet, als in een grootse Nederlandse roman, keurig aan het slot samen. Het boek is in al zijn diversiteit wel een grootse belevenis. “Beweeg je, beweeg. Gezegend is hij die gaat.” 

1 opmerking:

Lalagè zei

Dank voor deze bespreking. Ik houd van mozaïekromans! Lekker afwisseld :-)