Na het
luisteren van Max Havelaar was het tijd om deze biografie van Multatuli – die
al 20 jaar in mijn kast staat - te gaan lezen.
Buiten het
gegeven dat hij de auteur was van Max Havelaar en Woutertje Pieterse, goed was
voor een groot aantal pakkende uitspraken en een schuinsmarcheerder was, wist
ik weinig van het leven van Douwes
Dekker (1820 – 1887) af.
Door velen
wordt hij gezien als de grootste schrijver van de 19de eeuw. Op
jonge leeftijd vertrok hij naar Nederlands-Indië om ambtenaar te worden in
Lebak. Al gauw trok hij zich het lot aan van de inlandse bevolking aan en kwam
in opstand tegen het machtsmisbruik van de plaatselijke Indische hoofden en het
dulden hiervan door de Nederlandse regenten.
Hij
veronderstelde ook de vergiftiging van een voorganger van hem. Toen hij dit alles aanhangig maakte bij de
gouverneur-generaal, werd hij niet gehoord. Hij nam ontslag.
Hermans gaat
uitvoerig in op de zaak Lebak en laat zien dat niet alles wat Douwes Dekker
aankaartte klopte. Natuurlijk vormde de zaak wel de basis voor Max Havelaar.
Hermans
verzet zich tegen zijn tijdgenoten die Dekker als een soort socialist willen
zien. Douwes Dekker was een 19de eeuwse ambtenaar met verlichte
ideeën. Hermans waarschuwt om hem niet door een 20ste eeuwse bril
bekijken.
Dekker was
niet tegen het cultuurstelsel en was ook niet voor een onafhankelijk Indië. Hij
wilde gewoon een beter bestaan voor de inlanders en had een enorme afkeer van
machtsmisbruik. Dit behield hij zijn hele leven.
Een
constante in het leven van Dekker was zijn geldgebrek. Hij kon niet omgaan met
geld. Hij gaf het weg als hij het bezat en leurde zijn hele leven om leningen
en voorschotten. Dit was ook een aanleiding om naar Indië te gaan. Later vluchtte
hij, mede vanwege schulden, weer terug naar Europa.
“In
Marseille stapt hij juni 1857 aan land. Ontmoet een dame. Bezoekt Noord-Italië.
Reist door Frankrijk met een uit een bordeel verloste prostituée, Eugénie, die
niet knap is, maar lief. Bezoekt Arles, maar niet Nîmes. Speelt in Duitsland
aan de roulette en verliest.”
Douwes
Dekker was toen nog geen schrijver. Hij
wilde eigenlijk een functie waarbij hij in staat zou zijn het onrecht te
bestrijden. In zijn paspoort stond zijn hele leven lang bij beroep: ‘zonder’.
Toch schreef
hij het verhaal van Max Havelaar, zijn enige roman. Dekker was iemand die
schreef in een korte opwelling. Lang aan iets werken kon hij niet. De
uitzondering was de zaak Lebak, die hem zeer aan het hart ging. Dat bracht hem
ertoe naar de pen te grijpen.
Hij bleef
nog jaren aankloppen bij mensen met invloed om aandacht voor deze zaak te
vragen. Hermans noemt hem geen man van de daad, maar een man van één daad. En Dekker leed daarbij aan
herhalingsdwang.
Een apart hoofdstuk is het
liefdesleven van Dekker. Hij trouwde met Tine, maar liet haar achter in
Indië. Ook later, toen zij in Europa
woonde, was hij meestal niet thuis. Overal had hij vriendinnen, waarover hij
over en weer openlijk over vertelde.
Hij moedigde
zijn vrouwen aan elkaar te ontmoeten. Tine zat op een gegeven moment met drie
van zijn vlammen in huis. Tine smeekte dan weer om geld bij haar man om de drie
te voeden.
De andere
constante in zijn leven was het geldgebrek. Ook al verdiende hij later genoeg
om zichzelf en zijn gezin te onderhouden, hij gaf het weg en bleef met schulden
achter. De enorme fooien die hij gaf waren bedoeld om alles gesmeerd te laten
verlopen. Trage bediening bracht hem buiten zichzelf van zenuwachtigheid.
Eens werd er zelfs een comité opgericht
om Tine financiële te ondersteunen, daarmee aangevend dat haar man feitelijk
ontoerekeningsvatbaar was.
Hij bleef zijn vrouw tarten met
andere vrouwen. Zijn vaste bijzit Mimi nam hij ooit in huis op. Het zal met de
twee kinderen van Tine erbij geen gezellig samenzijn zijn geweest. Het heeft
dan ook niet lang geduurd. Jaren later, na de dood van Tine, trouwde hij wel
met Mimi.
Met zijn kinderen was de relatie meer
dan verstoord. Toen hij zijn dochter een tijdje niet gezien had en terugzag
herkende hij haar niet. Hij maakte zich al gereed haar het hof te maken.
Hij vond zijn zoon een onbenul en
halve crimineel. Maar echt iets aan zijn opvoeding bijgedragen heeft hij niet.
Hij wilde zelfs zijn zoon aangeven voor moord nadat hij in de krant het
handschrift van zijn zoon meende te herkennen in dat van de moordenaar. De
dader was echter al opgepakt. Dekker bleef erbij dat zijn zoon ertoe in staat
zou zijn te moorden.
Dan
nog wat meer eigenaardigheden over Douwes Dekker. Hij probeerde wel eens foto’s
van zichzelf te verkopen om aan geld te komen. Maar hij kon er niet tegen zich
te laten fotograferen en moest dan overgeven.
Hij was zeer
sensueel beweren de vrouwen die hem hebben gekend. Maar volgens een paar
vriendinnen was hij voor fysieke gemeenschap vaak te zenuwachtig. En hoewel vrijdenker vond hij het gebruik van een condoom onzedelijk.
Tot slot een citaat van Douwes Dekker
over politiek: “De politiek is, en moet zijn, uit den aard der zaak: oneerlijk. Of liever, zij kan niet
positief eerlijk wezen, wijl het begrip dezer zaak in haar woordenboek onbekend
is. Zij is zomin eerlijk als blauw, vochtig of vierkant. Alle publiek recht is
oorspronkelijk gebaseerd op onrecht.”
Overigens
moest Douwes Dekker niets hebben van Karl Marx.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten