maandag 6 oktober 2014

W.F. Hermans – De raadselachtige Multatuli




Na het luisteren van Max Havelaar was het tijd om deze biografie van Multatuli – die al 20 jaar in mijn kast staat - te gaan lezen.


Buiten het gegeven dat hij de auteur was van Max Havelaar en Woutertje Pieterse, goed was voor een groot aantal pakkende uitspraken en een schuinsmarcheerder was, wist ik  weinig van het leven van Douwes Dekker (1820 – 1887) af.

Door velen wordt hij gezien als de grootste schrijver van de 19de eeuw. Op jonge leeftijd vertrok hij naar Nederlands-Indië om ambtenaar te worden in Lebak. Al gauw trok hij zich het lot aan van de inlandse bevolking aan en kwam in opstand tegen het machtsmisbruik van de plaatselijke Indische hoofden en het dulden hiervan door de Nederlandse regenten.

Hij veronderstelde ook de vergiftiging van een voorganger van hem. Toen hij  dit alles aanhangig maakte bij de gouverneur-generaal, werd hij niet gehoord. Hij nam ontslag.

Hermans gaat uitvoerig in op de zaak Lebak en laat zien dat niet alles wat Douwes Dekker aankaartte klopte. Natuurlijk vormde de zaak wel de basis voor Max Havelaar.

Hermans verzet zich tegen zijn tijdgenoten die Dekker als een soort socialist willen zien. Douwes Dekker was een 19de eeuwse ambtenaar met verlichte ideeën. Hermans waarschuwt om hem niet door een 20ste eeuwse bril bekijken.

Dekker was niet tegen het cultuurstelsel en was ook niet voor een onafhankelijk Indië. Hij wilde gewoon een beter bestaan voor de inlanders en had een enorme afkeer van machtsmisbruik. Dit behield hij zijn hele leven.

Een constante in het leven van Dekker was zijn geldgebrek. Hij kon niet omgaan met geld. Hij gaf het weg als hij het bezat en leurde zijn hele leven om leningen en voorschotten. Dit was ook een aanleiding om naar Indië te gaan. Later vluchtte hij, mede vanwege schulden, weer terug naar Europa.

“In Marseille stapt hij juni 1857 aan land. Ontmoet een dame. Bezoekt Noord-Italië. Reist door Frankrijk met een uit een bordeel verloste prostituée, Eugénie, die niet knap is, maar lief. Bezoekt Arles, maar niet Nîmes. Speelt in Duitsland aan de roulette en verliest.”

Douwes Dekker was  toen nog geen schrijver. Hij wilde eigenlijk een functie waarbij hij in staat zou zijn het onrecht te bestrijden. In zijn paspoort stond zijn hele leven lang bij beroep: ‘zonder’.

Toch schreef hij het verhaal van Max Havelaar, zijn enige roman. Dekker was iemand die schreef in een korte opwelling. Lang aan iets werken kon hij niet. De uitzondering was de zaak Lebak, die hem zeer aan het hart ging. Dat bracht hem ertoe naar de pen te grijpen.

Hij bleef nog jaren aankloppen bij mensen met invloed om aandacht voor deze zaak te vragen. Hermans noemt hem geen man van de daad, maar een man van één daad. En Dekker leed daarbij aan herhalingsdwang.

Een apart hoofdstuk is het liefdesleven van Dekker. Hij trouwde met Tine, maar liet haar achter in Indië.  Ook later, toen zij in Europa woonde, was hij meestal niet thuis. Overal had hij vriendinnen, waarover hij over en weer openlijk over vertelde.

Hij moedigde zijn vrouwen aan elkaar te ontmoeten. Tine zat op een gegeven moment met drie van zijn vlammen in huis. Tine smeekte dan weer om geld bij haar man om de drie te voeden.

De andere constante in zijn leven was het geldgebrek. Ook al verdiende hij later genoeg om zichzelf en zijn gezin te onderhouden, hij gaf het weg en bleef met schulden achter. De enorme fooien die hij gaf waren bedoeld om alles gesmeerd te laten verlopen. Trage bediening bracht hem buiten zichzelf van zenuwachtigheid.

Eens werd er zelfs een comité opgericht om Tine financiële te ondersteunen, daarmee aangevend dat haar man feitelijk ontoerekeningsvatbaar was.

Hij bleef zijn vrouw tarten met andere vrouwen. Zijn vaste bijzit Mimi nam hij ooit in huis op. Het zal met de twee kinderen van Tine erbij geen gezellig samenzijn zijn geweest. Het heeft dan ook niet lang geduurd. Jaren later, na de dood van Tine, trouwde hij wel met Mimi.

Met zijn kinderen was de relatie meer dan verstoord. Toen hij zijn dochter een tijdje niet gezien had en terugzag herkende hij haar niet. Hij maakte zich al gereed haar het hof te maken.

Hij vond zijn zoon een onbenul en halve crimineel. Maar echt iets aan zijn opvoeding bijgedragen heeft hij niet. Hij wilde zelfs zijn zoon aangeven voor moord nadat hij in de krant het handschrift van zijn zoon meende te herkennen in dat van de moordenaar. De dader was echter al opgepakt. Dekker bleef erbij dat zijn zoon ertoe in staat zou zijn te moorden.

Dan nog wat meer eigenaardigheden over Douwes Dekker. Hij probeerde wel eens foto’s van zichzelf te verkopen om aan geld te komen. Maar hij kon er niet tegen zich te laten fotograferen en moest dan overgeven.

Hij was zeer sensueel beweren de vrouwen die hem hebben gekend. Maar volgens een paar vriendinnen was hij voor fysieke gemeenschap vaak te zenuwachtig. En hoewel vrijdenker vond hij het gebruik van een condoom onzedelijk.

Tot slot een citaat van Douwes Dekker over politiek: “De politiek is, en moet zijn, uit den aard der zaak: oneerlijk. Of liever, zij kan niet positief eerlijk wezen, wijl het begrip dezer zaak in haar woordenboek onbekend is. Zij is zomin eerlijk als blauw, vochtig of vierkant. Alle publiek recht is oorspronkelijk gebaseerd op onrecht.”

Overigens moest Douwes Dekker niets hebben van Karl Marx.

Geen opmerkingen: