Pim
Wiersinga is naast romanschrijver schrijfdocent. Het paviljoen van de vergeten
concubines is zijn nieuwste boek. Het zit goed in elkaar. Op de achterflap wordt
een van zijn eerdere boeken vergeleken met werk van Couperus en Vestdijk.
Het
paviljoen van de vergeten concubines speelt zich af in het achttiende-eeuwse China.
Hoofdpersoon is de tolk Cao. Zij is verbannen naar het paviljoen omdat een
Britse gezant waarvoor zij tolkte zich niet aan de etiquette hield.
De roman is
opgebouwd uit brieven, vaak plechtig van toon. Soms zijn de brieven officiële
stukken of verordeningen van de keizer.
Cao schrijft
de keizer aan om haar situatie onder de aandacht te brengen. Door alle
beleefdheden heden probeert zij langzaam haar vrijheid te heroveren. Het
verhaal zit vrij complex in elkaar. Er is een opperraadsheer Heshen en een
oppercensor. En er is onrust in het land.
De roman
laat een ingewikkeld machtsspel zien. Heshen laat Cao straffen. De keizer komt
hierachter en keurt het af. Later wordt Heshen door de keizer ter dood
veroordeeld, maar krijgt op het laatste moment gratie. Was dit een vooropgezet
plan? Wie heeft werkelijk de macht?
Als lezer
vraag je je steeds meer af hoe de onderlinge verhoudingen precies in elkaar zitten
en in hoeverre de personages de waarheid spreken in hun brieven. Tradities en
etiquette spelen hierdoorheen een belangrijke rol. Cao wil graag bij een
geliefde van haar zijn, de Nederlandse ambassadeur Isaac Titsingh. Maar wanneer
de keizer haar gelast met hem te trouwen weigert zij dit.
Op de
achtergrond van de briefwisseling (met meer personen dan de hierboven genoemde)
speelt steeds de geschiedenis van de roman ‘Droom van de rode kamer’. Deze is
geschreven door de overleden schrijver Cao Xueqin, verre familie van de tolk
Cao. In haar jonge jaren was zij zijn geliefde.
De roman
wordt postuum uitgebracht. Maar is dit wel de volledige en originele versie?
Heeft de schrijver zelf hoofdstukken weggelaten? Niemand weet hoe het precies zit.
Later volgt er een ontknoping.
Het
paviljoen van de vergeten concubines is een nogal gelaagde roman. Het is ook historische
roman. De ‘Droom van de rode kamer’ en de figuur Isaac Titsingh hebben echt
bestaan.
Mooi vind ik
het subtiele machtsspel en het steeds verschuivende perspectief. Maar de roman
is wat mij betreft te vol: de politieke verhoudingen spelen mee, de positie van
de vrouw is een thema, er zit een liefdesverhaal in en het is een roman die
over een roman gaat.
Over de vorm
heeft Wiersinga denk ik heel goed nagedacht. Het is een knappe constructie. De
brieven geven de verhoudingen goed weer en het ouderwetse taalgebruik is passend.
Maar echt gevangen door de spanning of geraakt door de personages werd ik
nergens. De vergelijking met Couperus of Vestdijk gaat voor dit boek niet op.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten