Godin
van het vuil is het debuut en het enige boek van Marion Vredeling. Het is een
verhalenbundel uit 1997. Eigenlijk zijn het twee boeken. Het eerste deel bevat zeven
verhalen. Het tweede deel bestaat uit een gedenkwoordenboek, een woordenboek
met uitdrukkingen die haar opa, oma en hun kinderen gebruikten.
De
verhalen gaan allemaal over mensen aan de rand van de samenleving: een oude
vrouw die op sterven ligt en zich van iedereen heeft afgekeerd, een jongeman op
een feest die er als een zwerver bijloopt. Er is altijd één iemand in de omgeving die zich bekommert om de
verschoppeling, of gewoon interesse heeft in de persoon. De jongen van het feest wordt later door de
ik-figuur thuis opgezocht; hij is niet gewend visite te ontvangen.
De
stervende vrouw heeft een familielid, Corrie, die haar verzorgt, de po leegt en
het huis schoon houdt. Als zij sterft in het ziekenhuis is Corrie er niet bij.
De zuster kijkt verwijtend, maar Corrie wist niet dat haar doodgaan gepland
was.
Zach
in het gelijknamige verhaal is de mysterieuze buurman van Sylvia. Hij is
slordig en Sylvia zorgt op afstand voor hem. Zij leegt de vuilnisbak en bekijkt
zijn afval. Zij communiceren via dit afval. Zach weet dat zij zijn vuil bekijkt
en weet ook meer van haar dan zij in eerste instantie beseft. Of verbeeldt zij
zich het maar. Op een dag is Zach weg.
Het
is een mooi verhaal en net als een andere verhalen van Vredeling is niet alles
begrijpelijk. Over begrijpelijkheid laat zij een personage zeggen: “Als
je een gesprek voert, vinden mensen het nooit goed als ze niet begrijpen wat je
bedoelt. Dan willen ze dat je altijd alles precies uitlegt.”
De spreker houdt een klein pleidooi voor onbegrijpelijkheid.
Het
gedenkwoordenboek is heel anders dan de verhalen. In alfabetische volgorde
komen familie-uitdrukkingen voorbij. Ik ga ervan uit dat de uitdrukkingen en
verhalen echt uit Vredelings eigen familiegeschiedenis stammen, maar het kan
natuurlijk ook allemaal verzonnen zijn.
Het
woordenboek bevat woorden en zinnen die buiten de familie veelal niet bekend waren,
zoals: Haalmeier, Laat ie Hess heten, Ploempje, Op Lammert loeren, Kets tegen
de regenton! Het draait natuurlijk om de verhalen die erachter zitten: een
gebeurtenis, waarbij iemand iets geks zei, dit werd herhaald en raakte
ingeburgerd in het gezin. Een groot aantal verhalen gaan over de oorlog.
Bij
veel woorden kun je de betekenis aanvoelen, een voorbeeld: “Taddiken
is een onfrisse bezigheid. Met een stinkerig, onuitgespoeld vaatdoekje de tafel
afvegen en tegelijkertijd er nog even mee over de mond van een kwijlend kind
gaan; dat is taddiken. Of je niet goed wassen, met een moekerig washandje,
zonder gul te zijn met veel water – dat noem je ook taddiken. Een
taddik is een vuilak of een smeerpoets.”
Nadat
ik dit citaat had opgeschreven zocht ik het woord taddik op. Het staat in de
etymologenbank en komt voor het eerst in geschreven vorm voor in 1929.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten