Hermans heeft nooit een autobiografie gepubliceerd. Hij
hield wel lange tijd een dagboek bij. Vanaf eind jaren 60 schreef hij een
aantal verhalen in de ik-vorm. Deze ik-persoon is Richard Simmillion, Hermans
alter-ego. In interviews heeft hij aangegeven dat deze verhalen autobiografisch
zijn. Plannen om tijdens zijn leven deze te bundelen tot een echte
autobiografie zijn op niets uitgelopen. In dit boek staan ze bij elkaar. Willem
Otterspeer heeft er in zijn biografie veel gebruik van gemaakt. De verhalen
lopen bijna parallel met de dagboeknotities van Hermans.
Ik had de zes verhalen eerder gelezen, maar zo achter elkaar
geplaatst geeft het een mooi beeld van Hermans’ gedachtewereld. Inktzwart is
het eerste wat in je op komt. Daarnaast zie je hoe verlegen en Hermans als kind
was en hoe teleurgesteld hij voortdurend werd in de mensen om hem heen, vooral
in zijn vader.
In het prachtverhaal ‘Een toerist’ beloofd de vader
eindelijk eens iets te ondernemen met zijn zoontje. De kleine Hermans is
verguld. De volgende dag verslaapt vader zich en is hij de afspraak alweer half
vergeten: “Het was hem weer gelukt iets voor mij te verpesten. Alleen ik, op de
hele wereld, had zo’n vader. Een oude man die niks kon, niks wist, niks wou.
Niet eens een belofte kon hij houden. Niks deed hij dan liggen snurken in zijn
bed, of zitten te maffen op zijn stoel, met een half uitgelezen boek op zijn knieën,
waar hij geen bal van begreep.”
In het bekende verhaal ‘De elektriseermachine van Wimhurst’
zie je Hermans als vroegwijs kind, gefascineerd door techniek. De kinderen in
zijn klas zijn lomperiken. Zij vertrappen de schooltuintjes en maken er een
zandbak van. De meester vindt het best.
Het kind Hermans ontdekt een elektriseermachine op de zolder
van de school. Na enig aandringen mag hij hem demonstreren in de klas. Het is
een succes, maar niet van lange duur. De meester bemoeit zich ermee, maar snapt
niet hoe het apparaat werkt. De boel loopt in de soep en het kind is zwaar
teleurgesteld. Natuurlijk geven de ouders de meester gelijk.
En zo gaat het in al deze verhalen. Hermans staat alleen.
Hij heeft geen aansluiting bij anderen en verveelt zich al gauw dood als een
ander zijn mond open doet. Bijvoorbeeld
zijn zwager in het verhaal ‘Het grote medelijden’. De man is ambassadeur in
Parijs. Hermans vraag zich af hoe hij in godsnaam van hem af komt. Het is net
als met schaken: na tien zetten aan de winnende hand en toch altijd weer
verliezen.
Zo gaat het ook met ontmoetingen. Eerst neemt hij hen voor
zich in, later klapt hij dicht en wil zo snel mogelijk weg. Hermans haat niet
de mensheid als geheel of een bepaalde groep, maar een zeer groot aantal
individuen. Maar bij elke ontmoeting heeft hij weer hoop. En telkens wordt deze
hem weer ontnomen. De titel van de Otterspeers biografie is juist gekozen: De
mislukkingskunstenaar.
Een laatste citaat: “Mensen die ik luidkeels hoor kankeren
op joden of negers kan ik ter plaatse doodtrappen, spontaan. Maar dat is iets anders, dat is alleen omdat
ik niet in groepen denk, hoeveel individuen ik ook haat. Het gebeurt dat
bepaalde individuen iemand in de weg zitten. Maar hoe kan een heel ras iemand
in de weg zitten? Wie scheldt op negers, joden, enz. die is niet alleen een
imbeciel die in groepen denkt, maar verwacht bovendien zijn redding van zijn
eigen groep.”
Geen opmerkingen:
Een reactie posten