zondag 29 december 2013

John Williams – Butcher’s Crossing


Na Stoner is de tweede vertaalde roman van John Williams hard op weg een bestseller te worden. Butcher’s Crossing is een heel ander soort boek, maar de sfeer is vergelijkbaar met Stoner. De hoofdpersoon wil iets bereiken in het leven, maar onduidelijk blijft wat precies. Bij het lezen van Stoner vroeg ik mij steeds af wat Stoner bezielde, waar hij zo door werd gedreven.

William Andrews is een jongeman die aan het begin van deze ‘nieuwe’ roman aankomt in het gehucht Butcher’s Crossing. Met enorme verbetenheid wil hij iets meemaken van het Wilde Westen, de roman speelt zich af in 1870. Andrews heeft geld en laat zich in met bizonjager Miller. Het aantal bizons is sterk gedaald, maar Miller weet een afgelegen vallei waar nog grote kuddes zouden rondlopen. Samen met twee andere cowboys gaan zij op jacht. De ontberingen zijn enorm, hitte, dorst, kou en zware lichamelijke beproevingen. Waarom, vraag je je af? Het gaat William Andrews niet om het geld. Is het de spanning, het avontuur? Maar Andrews lijkt niet echt te genieten van de onderneming. Het is een soort initiatierite, een weg die hij moet gaan om volwassen te worden.

Zinloos, volgens bizonhuidenhandelaar McDonald. Hij is een kennis van de familie Andrews en het eerste contact dat William heeft in het dorp. McDonald begrijpt niet wat William wil en denkt dat hij een vast baantje zoekt of op de vlucht is. William zegt te zijn gekomen om zoveel mogelijk van het land te zien.  McDonald antwoordt: “jongelui… ze weten niet wat ze zichzelf aandoen.”

Dan begint de tocht naar de verborgen vallei. Dit beslaat het grootste deel van het boek. De verhouding tussen de vier wordt al snel duidelijk. Miller is de leider, de alcoholische Charley Hoge volgt hem overal. Schneider is vilder en protesteert het meest als Miller zonder overleg zijn gang gaat. Andrews moet alles nog leren en observeert. Het is prachtig te lezen hoe de vier elkaar steeds minder verdragen en hoe Millers tirannie groeit. Als lezer voel je de spanning en vraag je je af of zij het redden.

Uiteindelijk bereiken zij de vallei en Miller heeft gelijk: het stikt van de bizons. Uitgebreid beschrijft John Williams hoe de dieren worden afgeschoten en gevild. Geen pretje om te lezen voor een dierenvriend.  Hij omschrijft alle handelingen heel precies. Niet alleen doet hij dit voor de bizonjacht, maar bijvoorbeeld ook voor de eerste keer dat Andrews lange tijd op een paard moet rijden, of de eerste keer dat de vier bijna door de hitte bezwijken of een rivier moeten oversteken. Als zo’n gebeurtenis zich een tweede keer voordoet heeft de schrijver bijna geen woorden meer nodig. Zo duurt een beschrijving van een gebeurtenis die een uur duurt soms een heel hoofdstuk en slaat hij vervolgens in twee zinnen een week of maand over.  Door zijn prachtige stijl blijft je geboeid lezen.

Miller wordt geheel in beslag genomen door de jacht op de bijna tamme bizons. Ze laten zich stuk voor stuk afknallen. Het is teveel. Al snel hebben zij zoveel bizonhuiden verzameld dat de buit niet eens meer naar Butcher’s Crossing te vervoeren is op hun ossenwagen. Met name Schneider probeert Miller af te brengen van zijn irrationele gedrag. Miller gaat echter manisch door met jagen.

Dan is het te laat, de winter valt plotseling in en de vier zitten gevangen in de vallei. De overwintering brengt wederom enorm veel spanning teweeg. Iedereen wordt op zijn eigen manier gek. Als het voorjaar aanbreekt keren zij terug met honderden huiden, slechts een deel van de buit. Je voelt dat de terugweg op een drama moet uitlopen en dat doet het ook. In Butcher’s Crossing wacht hen daarna een ontgoocheling die de  jacht nog zinlozer maakt dan zij al was.

William Andrews komt in het vervallen dorp McDonald tegen die zijn waarschuwing herhaalt: “Jongelui , jullie denken altijd dat er iets te ontdekken valt… Er valt niets te ontdekken… Je wordt geboren en je krijgt leugens mee met de moedermelk, daarna word je met leugens opgevoed, en op school leer je nog fraaiere leugens. Je hele leven is op leugens gebaseerd, en dat dringt pas tot je door als je op het punt staat om te sterven – dat er niets is, niets anders dan jezelf en wat je had kunnen doen. Alleen heb je dat niet gedaan, omdat je door al die leugens dacht dat er iets anders was. Dan dringt door dat je alles had kunnen bereiken, omdat je de enige bent die dat geheim kent. Alleen is het dan te laat. Je bent oud.”

Andrews is inderdaad wijzer en volwassener geworden dan hij was voor de jacht. Maar net als na het lezen van Stoner blijft de lezer met een sterk gevoel van zinloosheid achter. Het is moeilijk te zeggen welk van de twee boeken beter is. Ook is het moeilijk de vinger te leggen op wat precies deze boeken speciaal maakt. Ik denk een combinatie van mooie stijl, een lichte voortdurende spanning, de exacte beschrijvingen van handelingen en het beperkt aantal karakters. En het boek kent een hele strakke structuur, terwijl het tegelijkertijd snel weg leest, een aanrader dus.

Geen opmerkingen: