In Goat Mountain gaat een elfjarige jongen op jacht met zijn vader, zijn opa en Tom, een vriend van zijn vader. Het wordt zijn eerste jacht waarbij hij
zelf mag schieten. Bij aankomst op het jachtterrein zien zij een stroper. De
jongen bekijkt hem door het vizier van zijn vaders geweer. De stroper is goed
te zien, de jongen heeft zijn vinger om de trekker en schiet. Het slachtoffer
wordt vol geraakt en is op slag dood.
Vanaf dat moment is alles anders. De jongen voelt in eerste
instantie geen wroeging. De vader zegt dat hij nooit meer een geweer mag aanraken.
Tom wil dat zij zich aangeven bij de politie. Het lijk wordt opgehaald en in de
pick-up truck gelegd. Het is duidelijk dat zij alle vier schuldig zijn. Er is
geen weg terug.
De vertelling krijgt mythisch proporties. Bijna elk
hoofdstuk begint Vann met een verwijzing naar de bijbel. Vooral het verhaal van
Kaïn en Abel noemt hij tot vervelends toe. De opa wordt meer en meer een
monster. De vader overweegt of hij zijn zoon moet doden. Het lijk is meegenomen
naar hun kampement en wordt opgehangen zoals geschoten de herten normaal
gesproken worden opgehangen.
Je voelt op iedere pagina dat het doden van de stroper niet de
enige moord zal zijn. De vier mannen wijzen steeds op dreigende gebeurtenissen die zij voorzien: ‘iemand
gaat dit niet overleven’. De jongen mijmert ook voortdurend over de dood, net als
Vann. De schrijver vraagt zich af wie Kain anders moest doden dan zijn broer. ‘Kaïn
doodde wat voorhanden was. Het verhaal heeft niets met broers te maken.’ Er
volgt even later een uiteenzetting over het wezenlijke van de jacht. ‘De jacht
was een manier om een brug te slaan naar duizenden generatie geleden. Onze
eerste reden om groepen te vormen: om te doden.’
Het verhaal wordt verteld vanuit het perspectief van de
jongen, die inmiddels volwassen is. De jongen is bang voor zijn drie
omstanders, wapent zich en zondert zich af. Het lijk gaat steeds meer stinken.
Tijdens een jachtpartij, een paar dagen na de moord schiet de jongen een hert.
De hierop volgende scene is niet geschikt voor mensen die
een hekel aan jagen hebben. Het dier wordt niet in één keer gedood. Pagina’s lang
brult het beest van de pijn voordat de strot wordt doorgesneden. Daarna beschrijft Vann uitvoerig in alle
bloederigheid hoe het hert wordt ontleed. Traditiegetrouw moet de elfjarige
jongen enige ingewanden van dit eerstgeschoten hert opeten.
De jongen wordt vervolgens in de steek gelaten en moet ’s
nachts alleen teruglopen naar het kamp. Hij zeult delen van het hert mee op
zijn rug. Een ware boetedoening. Hij bereikt het kamp. Het wordt er niet beter
op. De spanning neemt verder toe en inderdaad, zoals verwacht, eindigt het boek
met een dramatisch gebeurtenis.
Al met al vond ik het verhaal met 250 pagina’s iets te lang
duren. Goat Mountain is goed geschreven maar Vann valt nogal eens in herhalingen.
Vooral de Bijbelse bespiegelingen en de nadruk op het morele zijn nogal uitgesponnen. De beschrijvingen van de drie volwassenen zijn daarentegen
magnifiek. Opa gedraagt zich steeds obscuurder.
Het kind ziet een duivel in hem. Maar eenmaal verandert de oude man in een
kind. Dat is wanneer hij in het suikerdennenbos zich verlustigt aan de
reuzendennenappels. ‘Dichter bij de extase heb ik hem niet gezien, het was de
enige aanwijzing dat hij iets goeds of zachts of onschuldigs in zich had, het
enige moment waarop hij een ziel leek te hebben.’
Geen opmerkingen:
Een reactie posten