Rascha
Peper schrijft over haar contact met Bob den Uyl toen zij haar eerste roman
schreef, een probeersel. Bob was onverbiddelijk. Haar proza deugde niet: teveel
uitweidingen en Tante Betjes. En voor een realistisch verhaal zaten er teveel
onrealistische gebeurtenissen in. Hij geeft nog een kleine verontschuldiging:
“Je treft het niet; gisteren ben ik op mijn leesbril gaan zitten, zodat ik mij
nu moet behelpen met een reservebril die slecht past en steeds van mijn kop
valt. Dit knaagt aan mijn traditioneel goede stemming.” Mooie Uyliaanse zinnen.
Rascha
Peper heeft zijn harde kritiek serieus genomen, want zij schreef later de ene
na de andere prachtige roman. Zij kon zich denk ik minder vinden in zijn
antipathie voor Ida Gerhardt, een dichteres die door Peper werd geciteerd. Toch
laat zij Bob hier ruim aan het woord: “dat verwaten toontje, die soms
amateuristisch aandoende rijmelarij, die verhevenheid!” En zo nog een halve
pagina door.
Ook in deze
bundel is een bijdrage van L.H. Wiener opgenomen. Hij schrijft over de
waardeloosheid van Bobs boeken. De boeken zien er smakelijk uit, maar: “Je kon
geen boek van Bob den Uyl openen of krak zei de rug en een heel katern stak
zijn tong naar je uit.” Hij komt tot een pleidooi voor een uitgave van zijn
verzameld werk in een solide hardcover editie.
Het
sterkste verhaal in deze aflevering vind ik ‘De Hitlertafel’ van Nico Keuning.
In het spoor van Bob den Uyl reist hij naar Duitsland om plekken te bezoeken
waar de Führer ooit is geweest. In een restaurant in München vindt hij de
Hitlertafel terug.
Hier at hij
regelmatig aan een achtpersoonstafel, zoals Bob den Uyl in 1978 optekende. Het
personeel in de zaak is wat terughoudend. Er wordt gewezen naar een zijvertrek
waar twee kleine tafels staan. Hij is doorgezaagd. Voor de klandizie is het
beter zo. Nico Keuning is verbijsterd, maar later ontdekt hij dat fantasie en
werkelijkheid lastig zijn te scheiden in het universum van Bob den Uyl.
Voor elk
denkbaar onderwerp is plaats in Bobschrift. Wim Huijser schrijft een aardig
stuk over Cees Buddingh en Bob den Uyl. Zij hebben elkaar slechts vluchtig
ontmoet en Buddingh schreef zelden over hem in zijn dagboeken. Na zes pagina’s
is de conclusie getrokken dat er geen enkele anekdote bestaat waar de beide
schrijvers een rol in spelen. Er valt eigenlijk niets over te zeggen. Op deze
manier is er nog decennia stof om het Bobschrift te vullen, gelukkig maar.
1 opmerking:
Die Bobschriften zijn inderdaad leuk om te lezen, of beter gezegd: waren want helaas zijn ze er in 2015 mee opgehouden. Uit het totaal aan stukjes wat Den Uyl voor Het Vrije Volk en Punt Uit geschreven heeft zou je nog een prima selectie kunnen publiceren.
Een reactie posten