Honderdduizenden
hebben Kom hier dat ik u kus inmiddels gelezen. Ik tot voor kort nog niet. De
meeste mensen die ik erover sprak waren erg enthousiast. Ik word dan sceptisch. Het is een aangeleerde afwijking om
wat iedereen mooi vindt met argwaan te bekijken. Deze keer was dat onterecht. Kom hier dat ik u kus wordt terecht geprezen.
In de
eerste hoofdstuk werd mijn argwaan eerst nog bevestigd. De hoofdpersoon is
Mona. (let op, voor diegenen die dit boek nog willen lezen: ik vertel veel over
de inhoud van het verhaal) Aan het begin van het eerste van de drie delen
waaruit het boek is opgebouwd, is zij een kind van negen jaar. Haar moeder komt
te overlijden bij een auto-ongeval. Vader blijft achter met Mona en haar
jongere broer Alexander. Vanuit een wat naïef standpunt (zij is nog een kind
natuurlijk) beziet zij de gebeurtenissen om haar heen. Daarbij gebruikt zij wel
volwassen taalgebruik in combinatie met een kinderlijke toon. Een beetje
irritante mix.
Haar vader,
een tandarts die meer met zijn werk bezig is dan met zijn gezin, trouwt korte
tijd later met Marie. De kinderen moeten mama tegen haar zeggen. Mona vindt dat
lastig. Er is toch maar één mama, ook al is zij dood. Haar broertje begrijpt
niet waarom zij hier moeite me heeft. Oma keurt het huwelijk af.
Marie is
een labiele vrouw, zonder enig zelfinzicht of vermogen zich in een ander te
verplaatsen, ook niet in haar stiefkinderen. Op woensdagmiddag gaan de kinderen
voortaan naar oma toe. “Dan heeft Marie wat tijd voor zichzelf, en kan oma
jullie zien, dat is een win-win”, volgens de vader. Mona ziet het anders: “Ik
vond win-win iets fouts om te zeggen, want eigenlijk is het jammer dat oma niet
meer bij ons thuis wil komen, en dat Marie ons niet graag te veel over de vloer
heeft.”
Mona voelt
zich, zo jong als zij is, verantwoordelijk voor het welzijn van Marie. Zij
verzint positieve dingen om aan haar te vertellen. Liefde krijgt zij er niet
voor terug. En voor zichzelf opkomen leert zij ook niet. Wanneer zij uit
logeren gaat bij haar vriendin Ellen, komt de moeder van Ellen hen welterusten
wensen. “Ik vraag of haar mama meegaat naar boven omdat er iemand komt logeren.
Alexander en ik moeten alleen gaan slapen. ‘Maar nee, gewoon altijd,’ zegt
Ellen, alsof dat de normaalste zaak van de wereld zou zijn.” Marie
krijgt een baby, een halfzusje voor Mona. De vader blijft weer grotendeels
onzichtbaar in huis. Mona moet haar stiefmoeder bijstaan in de opvoeding.
Familieleden van vroeger ziet zij niet meer. Aan het einde van het eerste deel,
Mona is nog steeds een kind, beseft zij: “Alle mensen gaan weg uiteindelijk,
vroeg of laat.”
In het
tweede deel is Mona 24 jaar. Zij heeft gekozen voor een beroep: dramaturg. Zij
werkt voor Marcus, een bekende regisseur. Deze mens is vreselijk: een
theatraal, zelfingenomen persoon, verslaafd aan cocaïne. Hij duldt geen
tegenspraak. Louis, een
bekende schrijver die zij ontmoet en waar zij een langdurige relatie mee krijgt,
is uit hetzelfde hout gesneden. Hij hemelt haar op, maar is verder volstrekt
egocentrisch. Tijdens hun eerste nacht samen weet zij het al. Seksueel schiet
hij tekort. Hij blijkt niet in staat haar enige liefde of aandacht te schenken.
Hoe Mona in
haar jeugd is behandeld, zo laat zij zich nog steeds behandelen door haar
vrienden en familie. Griet op de Beeck beschrijft dit gedrag heel subtiel. De
familiebanden blijken bepalend voor haar gedrag. Loskomen van haar
schuldgevoelens, een eigen weg kiezen, is niet eenvoudig. In een van
de zeldzame gesprekken met haar broer Alexander krijgt zij wel een andere blik
voorgeschoteld. Alexander ziet vader als de grote boeman, Marie was volgens hem
ook slachtoffer. Mona begrijpt het niet, kennelijk heeft haar broer de
manipulaties van Marie anders opgevat.
Maar ook
Alexander kiest een andere weg dan Marie voor hem had uitgedacht. Hij stopt met
zijn studie en trouwt met een tien jaar oudere vrouw. Marie voelt zich
persoonlijk aangevallen. De kinderen hebben moeite haar met hun eigen keuzes te
confronteren. “We hebben het nooit geleerd, hoe dat moet: hen teleurstellen.” Mona kent het
gedrag maar al te goed van haar stiefmoeder: “Sommige mensen vallen zo samen
met hun verwachting dat die bijna niet anders meer kan uitkomen.”
In het
derde deel werkt Griet op de Beeck consequent de opgebouwde gewoontes in haar gedrag verder uit. Mona is 35 jaar,
woont samen met Louis en werkt nog steeds voor Marcus. Kortom, zij is nog
steeds omringd door mensen die haar niet de liefde geven die zij nodig heeft.
In een
gesprek valt de term disfunctionele families. Volgens de vrouw van Alexander
kan dit type juist heel functioneel zijn. “Niet gericht op mensen die zich
individueel mogen ontplooien en goed voelen, maar op een systeem dat in stand
moet gehouden worden, een systeem waar iedereen zijn rol vervult, ook als dat
ten koste van hem- of haarzelf gaat.” De jongere halfzus van Mona weet te
ontsnappen aan dit systeem. Na een ruzie met Marie is zij gevlucht naar
Zuid-Amerika, al vier jaar geleden. Centraal in
dit deel van het boek staat de ziekte van de vader van Mona. Hij mag zelf niet
weten hoe ziek hij is. Marie verzorgt hem op haar manier, maar trekt alle
aandacht vooral naar zichzelf toe. Mona krijgt louter verwijten te horen.
Naast zijn
ziekbed ontwikkelt Mona een andere relatie met hem. Haar vader praat met haar,
zijn lievelingsdochter, over het maken van keuzes in zijn leven en de spijt die
hij nu voelt over sommige keuzes. Hij deelt met haar een geheim. In het
ziekenhuis ziet zij een oom terug. Hij is verbaasd dat zij niks wist over de
achtergronden van haar eigen moeder, over hoe haar ouders elkaar hebben ontmoet
en dat zij met elkaar moesten trouwen. “Maar nee, ge kent papa toch. We mochten
nooit over haar praten.”
Aan het
eind van dit prachtige boek is Mona toch in staat om haar leven een andere
wending te geven. Griet op de Beeck heeft hier heel mooi naartoe geschreven. In
het eerste deel leek haar verhaal te stranden in overmatige sentimentaliteit,
in de volgende delen maakt zij het helemaal goed. ‘Kom hier dat ik u kus’ is
terecht een moderne klassieker. “We doen
altijd maar voort, en dan
worden we oud, en dan voelen we tot in onze gewrichten, dat de dingen eigenlijk
niet kloppen, dat er iets anders mogelijk was geweest, als we beter hadden
durven weten. Maar dan vinden we dat het te laat is. En straks dromen we
heimelijk van eindelijk doodgaan, of van een hemel waar dan alles goed komt, al
naargelang.”
Geen opmerkingen:
Een reactie posten