De vijf roeiers uit 1951 is na Ierse nachten uit 1946 de tweede historische roman die Vestdijk over Ierland schreef. Het verhaal is gesitueerd in de Ierse kustplaats Lomanagh in 1869 en het speelt zich af in minder dan vierentwintig uur. Hoofdpersoon is de veertigjarige Owen Conic, een wonderlijke man die zegt uit Cork te komen. Hij reist heel Ierland door met eenvoudige koopwaar, maar is ook zanger, zeeman en verhalenverteller. Door anderen wordt hij de ene keer een zwerver, de andere keer een wonderdokter genoemd. Met vier mannen uit het dorp onderneemt hij een tocht naar de overkant van een water om de ruiten in te gooien van het kasteel van rentmeester Peter Coyne. Na wat verwikkelingen komen zij aan bij Dromore Castle, zien dat Coyne en zijn vriendin worden vermoord door gemaskerde mannen en vluchten weg. Bij terugkomst worden zij gearresteerd, eerst vanwege het stelen van een boot, later worden zij beschuldigd van moord.
Zoals vaak in de verhalen van Vestdijk is niets wat het lijkt. Zo blijft de achtergrond van Conic onduidelijk. Is hij bijvoorbeeld echt zeeman geweest of is dit een verzonnen verhaal? Hij beweert voortdurend dingen die hij later ontkent en hij benadrukt dan zelfs dat het leugens waren die hij vertelde. Het op een na belangrijkste personage is John Mac Namara, die in opleiding is voor priester. Hij gaat met Conic mee om hem te beschermen, eerst naar de kroeg The flying Bull, daarna roeiend naar de overkant. Ik lees in deze beschermende rol ook dat hij zich seksueel tot Conic voelt aangetrokken. Verschillende keren willen mensen biechten, maar John houdt het af door te zeggen dat hij nog slechts in opleiding is. Later spreekt hij zijn twijfel uit of hij ooit wel priester zal worden en wordt er zelfs gesuggereerd dat hij helemaal niet in God gelooft.
De roman zit vol dialogen die soms alle kanten uitschieten. De Ierse kwestie en de onderdrukking door Engeland komen voorbij, zo ook de armoede van het Ierse volk, de rol van het geloof en allerlei verhalen over spoken, geesten en duivels. De aanwezigheid van duivels, in gesprekken of echt optredend, is een bekend thema in het werk van Vestdijk. Een ander terugkerend thema in zijn romans is, zo ook hier, het voyeurisme, een voorbeeld: de vijf mannen hebben zich laten vollopen in de kroeg en Conic heeft daar een afspraakje gemaakt met de barmeid. Wanneer zij later zijn vastgezet, blijkt de barmeid met hun bewaker in de ruimte naast hen de liefde te bedrijven. Door een lichtkier is dit zichtbaar voor hen, maar omgekeerd heeft deze bewaker hen ook bespied en afgeluisterd en is zo te weten gekomen dat zij getuigen waren van een moord, die hij vervolgens in hun schoenen probeert te schuiven.
Er wordt veel gepraat in het boek en de gebeurtenissen in de eerste twee delen van de vijf - zoals vaker heeft Vestdijk het boek opgedeeld in vijf delen - zijn erg chaotisch. Ik kwam pas goed in het verhaal wannee de mannen naar de overkant roeien, maar het mooiste stuk speelt zich af in de cel waar zij de nacht doorbrengen. Het is er stikdonker en een vieze, stinkende bende met uitwerpselen van eerdere gevangenen, waar de mannen zo’n beetje in liggen. Een van hen is eerder gemarteld, een ander heeft een schampschot en uiteindelijk hangt een van de mannen, zonder dat de anderen het in de gaten hebben, zich op aan een touw. De gesprekken gaan alle kanten op en de communicatie is bijzonder. Steeds ligt er iemand te slapen die een verhaal niet hoort, waar dan misverstanden over komen. Vestdijk weet deze situatie prachtig uit te buiten. De mannen kijken terug op wat er is gebeurd en waarom. Wat de reden was om naar de overkant te varen en daar de ruiten in te gooien weet niemand meer precies; drank zal zeker een rol gespeeld hebben, maar dat wordt - als dat zo uitkomt - voornamelijk als een slecht excuus gebruikt.
De volgende ochtend worden de mannen naar buiten geleid, de overledene is al eerder naar een andere ruimte gebracht en er is hen alles aan gelegen om de zelfmoord geheim te houden. Door een verrassende wending komt de moord op rentmeester Peter Coyne in een heel ander daglicht te staan. De vijf roeiers vond ik een wat moeilijke roman, vooral in de eerste twee delen is het verloop van het verhaal lastig te volgen en de verschillende personages zijn moeilijk uit elkaar te houden. Vanaf de kroegscène en vooral vanaf de roeitocht wordt dit veel beter. Het taalgebruik van Vestdijk is wat ouderwets en minder vloeiend dan in andere romans. Toch is er hier en daar origineel taalgebruik te vinden, een voorbeeld: nadat Conic de bewaker op vele manier heeft uitgescholden en het ook eens op rustige toon probeert, schrijft Vestdijk: 'Toen hij het nutteloze van deze lepelsgewijs toegediende beledigingen inzag, begon hij weer te bulderen en op de wand te bonken.'
Geen opmerkingen:
Een reactie posten