Józef Wittlin (1896-1976) was een Poolse schrijver die vooral bekend werd met zijn roman Sól ziemi uit 1935. In 2020 kwam het boek uit in een Nederlandse vertaling van Dirk Zijlstra als Het zout der aarde. Hij vertaalde ook Mijn Lwów dat onlangs verscheen. Wittlin is een van die Oost-Europese schrijvers die net als Joseph Roth, waar hij bevriend mee was, werd geboren in een gebied waar landsgrenzen voortdurend verschoven. In 1896 bestond Polen niet. Het dorpje waar hij werd geboren viel onder het Habsburgse Rijk en ligt nu in Oekraïne. in Lwów (toen Lemberg, nu Lviv) ging hij naar school. Na de Eerste Wereldoorlog kwam de stad na een conflict met Oekraïne in handen van Polen. In de Tweede Wereldoorlog bezette de Nazi’s de stad, na de oorlog viel het onder de Sovjet-Unie en bij het uiteenvallen van de Unie werd de stad Oekraïens. Wittlin verhuisde in 1922 uit Lwów en woonde en werkte daarna in Łódź en Warschau. In 1940 vluchtte hij naar New York.
In 1946 vroeg zijn uitgever om een kort boek met zijn herinneringen aan Lwów. Zoals Jan Paul Hinrichts in het nawoord schrijft wist hij dat zijn Lwów niet meer bestond. De Joodse bevolking was door de Nazi’s uitgemoord en de Polen waren na de Tweede Wereldoorlog door de Sovjets verdreven. Oekraïners en nieuwe Russen bewoonden nu de stad. Toch bleef het een belangrijke stad voor de Poolse literatuur: Zbigniew Herbert en Adam Zagajewski werden er bijvoorbeeld geboren en schreven er gedichten over. Mijn Lwów is een merkwaardig boekje, dat wellicht is te verklaren omdat hij het schreef op verzoek van zijn uitgever. In het eerste hoofdstuk stelt hij meteen dat het geheugen een bedrieger is en: “We hebben geen heimwee naar Lwów na al die jaren van afwezigheid maar naar onszelf in Lwów.“ Opmerkelijk is dat hij hier in het meervoud schrijft terwijl het toch echt om zijn eigen herinneringen gaat.
Wat volgt is geen persoonlijk verhaal, maar een lange opsomming van allerlei straten en andere plekken in Lwów en inwoners van de stad. Alsof hij zich inbeeldde hoe hij over de stad zweefde en wat hij precies onder zich zag gebeuren. Het levert soms mooi proza op, maar ik had liever gelezen hoe hij er opgroeide en hoe hij zich tot schrijver ontwikkelde. Los hiervan bevat het boekje aardige passages over bijvoorbeeld de soorten cafés in de stad. In de Weense cafés heette de Duitse obers allemaal Bisanz of Bechtloff. Je hoefde maar een van deze namen te roepen of er kwam een ober aangerend. In de meer ongure kroegen zaten de metalen kroezen met een ketting vast aan de bar omdat ze anders gestolen zouden worden.
Hij droomt weg bij de dranken die in de cafés geschonken werden: Okocim-pils Dalmatische wijnen en Lwówse rozenblaadjeslikeur. Hij noemt diverse etenswaren op en herinnert zich een groot aantal Lwówse geuren, zelfs de geluiden hadden een geur en de namen geurde exotisch, om vervolgens tientallen welluidende namen op te sommen. Wittlin zegt erbij dat dit misschien niet de geuren van Lwów zijn, maar de geuren van onze jeugd. Mijn Lwow is een aardige kennismaking met het werk van Józef Wittlin. Het heeft mij vooral gestimuleerd om op zoek te gaan naar Het zout der aarde, maar dat is niet eenvoudig, want het boek is nergens meer verkrijgbaar.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten