Amerika is een van de rijkste landen ter wereld. Toch leeft, in vergelijking met andere Westerse landen zoals Nederland, een veel groter deel van de bevolking in armoede. De Amerikaanse socioloog Matthew Desmond vraagt zich in dit boek af hoe dit komt. Hij onderzoekt al langer het armoedevraagstuk. Met eerdere boeken won hij onder meer de Pulitzer Prize. Zelf groeide Desmond op in relevatie armoede.
Armoede is meer dan geen geld hebben. Je wordt geboren binnen een bepaalde klasse waar je je moeilijk aan kunt ontworstelen. De auteur is het gelukt. Toen hij studeerde zag hij de luxe die zijn studiegenoten zich konden veroorloven. Het klassenverschil was groot. Hij moest naast zijn studie werken, zij hoefden dat niet. In het eerste hoofdstuk vraagt hij zich af wat voor soort probleem armoede is. Hij noemt het ook psychisch lijden. Doordat hij zelf niet opgroeide in rijkdom, kan hij zich goed verplaatsen in dit lijden.
In deze vlot geschreven studie geeft de auteur historische achtergronden van de huidige armoede. Hij citeert uit veel onderzoek en verduidelijkt zijn verhaal consequent met cijfers. Het percentage armen in de VS is de laatste vijftig jaar ongeveer gelijk gebleven, tussen de 10 en 15 procent. Maatregelen die armoede zouden moeten terugdringen hebben nauwelijks effect gehad. De kosten voor armoedebestrijding zijn toegenomen, maar niet zo sterk als het BNP. Veel geld, bestemd voor armoedebestrijding komt niet aan bij arme mensen. Bepaalde uitkeringen waar iemand recht op heeft, worden standaard eerst afgewezen. Pas na een paar maal aanvragen en soms pas na het inschakelen van een advocaat krijgt diegene het geld waar hij recht op heeft. Opmerkelijk is dat 75% van mensen die recht heeft op een vorm van welfare, zoals voedselbonnen, hier geen gebruik van maakt. Een veronderstelling is dat mensen er te trots voor zouden zijn, maar de verklaring is veel simpeler. Uit onderzoek blijkt dat mensen gewoon de weg niet weten, de voorwaarden niet begrijpen, slecht kunnen lezen, enzovoorts. Overheden maken nauwelijks reclame voor welfare. In gevallen waarin mensen wel gericht geïnformeerd werden, werd er veel meer gebruik gemaakt van deze regelingen.
Desmond gaat vaker in op dergelijke vooroordelen, die hij vervolgens op wetenschappelijke wijze onderuithaalt. Een ervan is dat armoede toeneemt door de instroom van arme immigranten. Onderzoek in de staten Texas, California en Florida laat zien dat deze vrij massale instroom de armoede in deze staten niet vergroot heeft. Een ander vooroordeel is dat het verhogen van het minimumloon leidt tot meer werkeloosheid. Dit is een veel gehoorde opmerking uit conservatieve hoek en een reden voor kapitalisten om verhoging ervan tegen te houden, sterker: minimumlonen zijn in Amerika relatief gedaald de laatste decennia, mede door het verdwijnen van de macht van de vakbonden en de komst van gig jobs. Opmerkelijk is dat de mate van educatie onder lage inkomens wel is toegenomen, maar dat dat geen effect heeft gehad op het inkomen. Lokale voorbeelden laten zien dat het verhogen van het minimumloon zelden iets heeft veranderd aan de werkeloosheidscijfers.
Het grootste vooroordeel is er een waar Desmond lang bij stilstaat, dat is het idee dat hulp aan armen averechts werkt. Aanhangers van de filosofie van het harde kapitalisme noemen hulp aan de armen een gif. Het maakt mensen lui en verstoort de economische, kapitalistische verhoudingen. Sowieso zijn aanhangers van dit idee tegen overheidsbemoeienis en voor belastingverlaging. Zowel democratische als republikeinse regeringen hebben de laatste decennia dit idee omarmd. Het tarief voor inkomstenbelasting voor de hoogste inkomens is in Amerika uitzonderlijk laag. Gelijk hiermee opgaand hebben overheden zich meer en meer teruggetrokken uit openbare instellingen, zoals scholen, en is de zorg voor de openbare ruimte zoals parken afgenomen. Zo is er een tweedeling ontstaan van luxe privé voorzieningen tegenover uitgeklede publieke voorzieningen.
Zeer interessant is het hoe Desmond de kosten in kaart brengt voor de hulp aan mensen uit de laagste klasse en die aan andere klassen. Hij neemt in zijn berekening uitkeringen, kosten voor public housing, voedselhulp (bonnen), en meer mee, maar ook vergoedingen voor studiekosten, subsidies voor koophuizen, belastingvoordelen en andere zaken waar vooral hogere klassen van profiteren. Uiteindelijk blijkt dat de overheidssteun voor de rijken groter is dan voor de armen. De meeste hulp gaat naar diegenen die deze het minst nodig hebben.
De rode lijn in het boek van Desmond is dat armoede bewust in stand wordt gehouden. Bij de hogere klassen en grote instellingen ontbreekt de wil er iets aan te veranderen. Amerika is een land van twee grotendeels gescheiden werelden. Veel arme mensen kunnen wel een koophuis betalen, maar banken leveren aan hen geen hypotheek. Zij zijn daarom aangewezen op de huurmarkt, waar het aanbod slecht is. Arme, zwarte inwoners leven in arme, slecht onderhouden buurten. Ook al zouden zij misschien een huurhuis in een rijkere buurt kunnen betalen, zij worden er niet in toegelaten. Opvallend is dat huren in een slechte buurt relatief duurder is dan huren in een goede buurt. Zo laat Desmond meer voorbeelden zien, zoals dure korte-termijn-leningen waar veel arme werknemers afhankelijk van zijn, die leiden tot de opmerkelijke conclusie dat arm zijn duur is. Daarbij leidt het hebben van schulden tot veel stress en tot irrationeel gedrag. Uit positieve voorbeelden blijkt dat mensen die meer economische zekerheid verworven hebben ook betere beslissingen nemen. Feitelijk bestaat er in Amerika een segregatie van arm en rijk, met aparte buurten en aparte voorzieningen, die voor het arme deel van de bevolking aanzienlijk slechter zijn en met minder keuzemogelijkheden.
Na het lezen van driekwart van het boek van Matthew Desmond ben je als lezer wel overtuigd van zijn stelling dat armoede bewust in stand wordt gehouden. Ik werd steeds benieuwder naar zijn oplossingen. Deze hebben minder te maken met het geven van geld en meer met het doorbreken van de scheidingsmuur tussen de twee werelden. Geef arme mensen ook toegang tot een betere huizenmarkt, betere gezondheidszorg, betere financiële diensten, informeer hen beter, help hen zich te organiseren in bonden, bestrijdt de segregatie, enzovoorts. Sommige maatregelen zijn bijzonder simpel te verwezenlijken, zoals wetgeving voor korte-termijn-leningen, en je vraagt je af waarom het niet allang gebeurd is. Daar komt de stelling van de auteur om de hoek kijken, dat dit een systeem is dat bewust in stand wordt gehouden. Desmond zelf denkt iets te makkelijk over de mogelijkheid te veranderen. Dat is mijn enige kritiek op dit zeer heldere en informatieve boek. Hij had meer aandacht mogen besteden aan de belangen van de rijken. Hoe zijn deze belangen precies verweven met die van arme Amerikanen en waarom zijn veranderingen binnen dit systeem misschien daarom zo moeilijk.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten