Bij het werk van Anna Enquist heb ik een beetje een dubbel gevoel. Ik bewonder haar, heb al haar romans gelezen en ken haar poëzie. Ik begin altijd met plezier aan een boek, maar halverwege raak ik vaak wat ontmoedigd om verder te lezen. Dat heeft te maken met de schurende karakters die zij opvoert, maar ook met de voorspelbaarheid van de loop van een verhaal.
Enquist zet uitstekend een personage neer. In het geval van haar laatste roman Sloop is dit de componiste Alice Augustus. Je raakt in haar geïnteresseerd, maar haar gedrag, haar denken, haar manier van reageren op andere mensen is op den duur zo vermoeiend dat je haar iets zou willen toeschreeuwen. Alice is bijna veertig, getrouwd met Mark en zeer succesvol als componiste. Ze krijgt net weer een grote opdracht, maar echt ervan genieten kan zij niet. Haar gedachten worden in beslag genomen door een grote kinderwens.
Enquist beschrijft haar worsteling en vertelt haar levensverhaal aan de hand van chronologisch terugblikken. Alice liep tijdens een moeilijke periode in haar leven een tijdje bij een therapeut. Je zou haar wensen deze hulp weer op te pakken en bijvoorbeeld bij Anna Enquist – zij is psychoanalytica – in therapie te gaan. Veel van haar problemen hangen samen met een minderwaardigheidscomplex, waarschijnlijk opgedaan in het kille gezin waarin zij opgroeide. Wanneer zij de dingen die zij verzwijgt zou uitspreken tegenover de mensen om haar heen, zou een groot deel al opgelost zijn. Natuurlijk is dit onzin. Alice is een romanfiguur en de spanning die Enquist inbrengt met de problematiek van Alice maakt juist het boek interessant.
Alice voelde zich als kind al een buitenstaander. “Ik kan het gewoon niet, me thuis voelen ergens. Onvermogen. Het ouderlijk huis, die blondhouten meubels, de esthetische verantwoorde inrichting waar ze zich als een ongewenste gast doorheen bewoog. Ik heb het niet meegekregen.” Op het conservatorium was zij als vrouwelijke componist een buitenbeentje. Veel zei ze niet tijdens de lessen. Vrienden maakte ze er niet. Met haar vriendin Svea woonde zij een tijdje samen. Svea kreeg jong kinderen. Het moederschap lijkt voor haar gemaakt. In haar rommelige huis vol kinderen voelt Alice zich toch ook niet thuis.
Bij het gevoel een buitenstaander te zijn voelt Alice zich ook vaak afgewezen. En als er iets misgaat in het contact met andere mensen geeft zij direct zichzelf de schuld. Aan dit karakter kan Enquist een hoop thema’s ophangen. Voor de hand ligt de vraag of het zijn van een succesvolle componiste samengaat met de moederrol. Diverse personages in het boek spreken zich erover uit. “Als jij een kind zou krijgen heb je als componist afgedaan.” Alice vraagt het zichzelf ook vaak af.
Een ander mooi thema is het leven van Joseph Haydn. Alice denkt geregeld aan hem en vergelijkt zichzelf wel eens voorzichtig met de grote componist. Vooral probeert zij zich in te leven in zijn situatie: een groot deel van zijn leven afhankelijk van een mecenas en kinderloos. Hij kon enthousiast en zeer ontroerd zijn na het uitvoeren van een compositie van hem. Alice heeft dat niet. Zij is hooguit tevreden als een stuk van haar wordt opgevoerd. Een ander aardig zijpad zijn twee grote vissen die rond haar woonboot zwemen. Een jongen uit de buurt vertelt dat de beesten door een liefhebber die meer van dergelijke siervissen had zijn uitgezet. Hij had er te veel en deze twee waren verzwakt door de te kleine ruimte waar zij in rondzwommen. In open water leefden zij op. Tot slot is het omslag interessant. Het is een beeltenis van een Rotterdams kunstwerk van Co Westerik, Touwtjespringend meisje. De roman begint op het moment dat Alice online naar de afbraak van dit kunstwerk kijkt. Al deze en meer elementen verwijzen op een of andere manier naar het leven en de jeugd van Alice. Het is leuk om tijdens het lezen hierover te psychologiseren, want Anna Enquist zelf legt terecht nooit zulke directe verbanden. Jammer aan deze mooie roman is alleen dat het verhaal wat voorspelbaar is.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten