zaterdag 3 april 2021

Simon Carmiggelt – De kuise drinker & Schemeren


De bundels De kuise drinker en Schemeren verschenen postuum: in 1990 en 1992. Carmiggelt overleed in 1987. De verhalen komen uit de periode 1970-1983 en waren nog niet eerder in boekvorm verschenen. De reden hiervan is mij onduidelijk. De kronkels zijn zeker niet minder dan zijn eerder gepubliceerde werk. Wel viel mij op dat er wel heel veel troosteloze figuren rondlopen in het Amsterdam van die jaren. Het alcoholisme is nooit ver weg. Carmiggelt was zelf in zijn latere jaren gestopt met drinken. Misschien dat hij daarom de wanhoop van de reguliere cafébezoekers wat scherper zag.

Hij komt Wim tegen, een oude vriend die iets in de public relations doet voor een grote onderneming, wat vooral neerkomt op veel doorzakken met buitenlandse relaties. Hij noemt zijn drinktechniek immens. Maar er is een Amerikaan, “die zóveel inneemt dat zelfs Wim naast hem alleen overeind kan blijven als hij, voor ze op stap gaan, een ons gesmolten boter drinkt, want zo’n laagje vet in de maag verhindert de alcoholische dampen naar het hoofd te stijgen.”
 
Grappig zijn de ouderwets uitdrukkingen, zoals poekelen, wat kletsen betekent. Een dronkenlap in een café zegt tegen hem: “Jij staat toch ook telkens op die televisie te poekelen met zo’n dagsluiterskop, of je wonder wat weet.” Een ander gezegde komt  tweemaal voorbij in dit boek. “Ik liet hem staan als een hoer in het bos.” Wat zoiets betekent als iemand negeren, iemand de rug toe keren. Carmiggelt beweert dat de uitdrukking voor de oorlog in de Tweede Kamer werd gebruikt door ene Boer Braat, een voorloper van Boer Koekoek.
 
In de kroeg klaagt een oude man dat hij eenzaam is. Ome Karel antwoordt dat hij zich nog wel amuseert. Hij gaat bijvoorbeeld morgenavond naar een gratis lezing in het wijkcentrum. “Ontsteld zei de oude man: Een lezing? Maar zó alleen ben ik niet.” Een andere man uit een andere kronkel staat aan de bar eenzaam door te zakken. “Hij dronk jenever met de gevaarlijke gulzigheid van iemand die zo snel mogelijk in een minder knellend elders wil zijn.”
 
Over een weduwnaar waarvan de vrouw van lezen hield. Hij houdt meer van drinken. “Wat doet ’n mens buiten de deur? Ik heb een prachtige parterrewoning. Kun je nog eens een ziekte krijgen ook, want trappen lopen hoeft niet. En alles bij de hand. Waar je kijkt staat een krat pils. Mijn vrouw hield van lezen, ik zei het al. Ze had een grote boekenkast. En die is gelukkig nogal diep. Dus ik heb al die boeken naar achteren geschoven. En nou staan in die kast vierenzestig flessen Bokma. Gehamsterd. Een veilig gevoel. En een mooi gezicht. Mooier dan boeken!”
 
Carmiggelt schrijft af en toe over zijn jeugd, die niet altijd prettig was. Zijn middelbareschooltijd haatte hij in het bijzonder. In Schemeren staat een mooi fragment. “Ik heb in die tijd maar één gelukkig moment meegemaakt. Toen de grote vakantie voorbij was sleepte ik me, als een galeislaaf, weer naar het huis der zuchten. En wat bleek? Een interne verbouwing van de gevangenis had langer geduurd dan was begroot. En daarom werden we allemaal weer voor een hele week naar huis gestuurd. Een zó jubelend gevoel van vreugde heb ik in mijn later leven nooit meer bereikt.”
 
Over een alcoholiste, die is opgestaan met goede voornemens. “Ik was nog vol goeie bedoelingen vanmorgen. Ik wou de kast opruimen in de keuken en toen stond daar opeens een fles port. Ik wist niet eens dat ik ’m had. Maar ik zei tegen die fles: Als je niet weggaat drink ik je leeg. Nou, hij ging niet weg. Eigen schuld.”
 
Over een afwezige ober: “Hij stond naast het buffet als een paard dat verticaal kan slapen en hij was in gedachten zó weggedroomd uit dit café dat hij mijn binnentreden niet kon hebben bemerkt.”
 
Over de lucht in een café waar ’s morgens al gedronken wordt: het stinkt er ook altijd eender, zoals het in Artis zou stinken als ze er een mannenkooi hadden.”

1 opmerking:

Erik Scheffers zei

Hoi Alek, jouw citaten van Carmiggelt zijn altijd geweldig! Het blijft bijzonder hoe Carmiggelt er in slaagt in zijn korte stukjes altijd iets te zeggen dat de moeite van het citeren waard is. Groetjes, Erik