Nu ik vijftien delen verzamelde kronkels in huis heb en de temperatuur aardig is opgelopen grijp ik graag naar een deeltje om in alle rust de verhalen van Carmiggelt te herlezen. Veel valt er niet over te zeggen, behalve dat de wereld waarin de verhalen zich afspelen voorgoed is verdwenen.
In Amsterdam zijn nog nauwelijks toeristen en op iedere hoek van de straat zit een bruin café. Vrijgezelle mannen op leeftijd zitten er doelloos voor zich uit te staren en te roken. Om de dag aan te kunnen bestellen ze al om elf uur ’s morgens een jonkie. Werkende mannen duiken op weg naar huis de kroeg in voor een paar borrels of pilsjes. De vrouwen zitten in de regel thuis en zorgen voor het huishouden. Carmiggelt loopt door de stad, observeert en maakt hier en daar een praatje.
Over een ober in een te dure tent: “Geruisloos trok de ober zich terug naar een strategische plaats, waar hij de kleinste wenk kon waarnemen. Hij overzag zijn werkruimte, zoals een verpleger een zaal met geestelijk gestoorden. De patiënten moesten behoorlijk geholpen worden, daar hadden ze recht op. Maar hoe goed was het, gezond te zijn.”
Een advies: “Uit persoonlijke ervaring die ik, kort na de oorlog, in Cannes opdeed, kan ik u een goede raad geven: drink nooit champagne op cognac.”
Over de plaatsen van vertier in de hoofdstad: “Als u het mij vraagt is Amsterdam één grote zwijnenpan.”
Iemand aan de bar met een borrel voor zich: “Zet er maar een pils naast. Ik kan ‘m anders zo droog niet wegkrijgen.”
Over een barvrouw waar de stamgasten verliefd op zijn: “Daar zij uit haar zondige jaren slechts de overtuiging had overgehouden dat mannen sukkels zijn, die men moet behandelen als huisdieren, liet zij de gevoelens der vaste jongens nooit virulent worden.”
Over een akelige vrouw: “Door het raam keek de kastelein de vrouw na en zei: Dan sliep ik toch net zo lief met ’n rol prikkeldraad.”
Over hoe een doorgewinterde drinker zijn dag door komt: “Hij heeft zijn problematiek van elf uur tegen tweeën meestal onder de knie. En wie kan dat zeggen van de zijne? Het is zijn ijzersterke truc dat hij elke dag een tekort schept, dat kan worden aangezuiverd. Het leven duurt voor hem altijd maar vierentwintig uur. Dan wordt hij opnieuw geboren.”
Over een zware drinker die een gunstige wending aan zijn leven gaf: “Aan de klantenkant was hij een moeilijk geval geworden, maar door bijtijds één meter op te rukken, om zijn lengteas te wentelen, de fles uit het ijs te tillen en eerst de anderen in te schenken en pas daarna zichzelf, is hij maatschappelijk geslaagd.”
1 opmerking:
Hoi Alek, dat met die rol prikkeldraad is een mooi citaat! Groetjes, Erik
Een reactie posten