Ik zag Martijn
Neggers voorlezen bij het literair podium Frontaal en wilde onmiddellijk ‘Spoetnik’
lezen. In het boek verhuist Joris van de Werff vanuit Amsterdam naar de
Spoetnikstraat in Helmond. Als maatschappijleerdocent kwam hij nergens aan de
slag, behalve op het Carolus Borromeuscollege in Helmond. Wanneer hij vlak na
zijn verhuizing als enige in de negen-huizen-tellende straat de postcodeloterij
wint is zijn isolement compleet.
Aan het
begin van het boek schrijft Joris een brief waarin hij zijn verhuizing uitlegt.
Gelukkig zal hij er niet worden, denkt hij, misschien tevreden. Maar je moet
toch wat. “Ik kan je vertellen, van Amsterdam naar Helmond is een harde
overgang. Helmond is lelijk, vies, de mensen stinken er en niemand spreekt er
Nederlands. Laat staan dat ze weten hoe de trias politica in elkaar zit, of wie
Betje Wolff en Aagje Deken zijn. Helmond is de open wond in het ontstoken been
van Nederland. De ongebleekte anus van de Benelux. En dan reken ik Luik,
Tilburg, Charleroi en Aarschot mee, kun je nagaan.”
De toon is
hiermee gezet. Joris doet na de verhuizing zijn best zijn straatgenoten te
leren kennen. Zij groeten niet eens terug. En als zij wat zeggen, verstaat
Joris hen niet. De straat wordt bevolkt door werkeloze, achterdochtige
PVV-stemmers. Buren zitten op een bankje voor zich uit te staren en roken de
ene na de andere sigaret. Iedereen is fan van Helmond sport en heeft een
grondige hekel aan alles wat uit Amsterdam komt.
Buurvrouw
Sharmayne krijgt zeer regelmatig mannen over de vloer. De luidruchtige
bedscènes zijn door de dunne muurtjes heen voor Joris goed te volgen. Theo, een
andere buurman, heeft een hond Bulldoze. De twee zijn onafscheidelijk. Het
beest zeikt bij voorkeur tegen de Kliko van Joris aan. Dan is er nog een
mismaakt wijf in een scootmobiel. Uit de radio die zij op schoot heeft klinkt
louter Nederlandstalige muziek. De volumeknop kent maar een stand: hard. Zij
praat amper, maar stoot af en toe wat onverstaanbare klanken uit richting
Joris.
Nu Joris de
postcodeprijs heeft gewonnen keert de hele straat zich tegen hem. Hij wordt
genegeerd, dan weer bedreigd, er wordt op de ramen gebonkt en hij wordt ’s
nachts gebeld. De buurt vindt dat de prijs ook hen toebehoord. Joris trekt zich
meer en meer terug in huis. Op school voltrekt zich hetzelfde patroon van
uitsluiting. De kinderen zijn etters, het hoofd van de school is een lul, het
lesgeven een hel. Joris kan geen orde houden.
De
gebeurtenissen in de straat en op school wisselt Neggers af met brieven die
Joris schrijft en met interviews met enkele hoofpersonen uit het boek. In het
eerste deel wordt bijvoorbeeld Gaston van de postcodeloterij, geïnterviewd. De
prijsuitreiking aan Joris was geen succes. Het regende, de buurt ontving de
showman met de nodige agressie en Joris juichte niet spontaan.
Het leven
van Joris verandert langzaam in een hel. Hij zit steeds vaker stil op zijn
bank. “Een paar minuten lang kijkt hij voor zich uit. Gewoon maar wachtend,
wachtend hoe de tijd verstrijkt.” Heeft
hij spijt door hier te gaan wonen? Hij weet het niet. Later verzucht hij. “Als
je maar lang genoeg doorgaat met leven, eindigt alles kut.”
Op
driekwart van ‘Spoetnik’ dacht ik dat er wel wat moest gebeuren in het verhaal.
Ik werd op mijn wenken bediend. Neggers zorgt naar het einde toe voor een
aantal verrassende ontwikkelingen.
‘Spoetnik’
is een uiterst humoristisch boek. Je leert eruit dat mensen vreselijke wezens
zijn en dat mensen die in Helmond wonen nog een graadje erger zijn. De
Spoetnikstraat bestaat echt. Ik las dat de bewoners beledigd waren. Die hebben
de humor van het boek vast niet begrepen. Theo Maassen gaat ‘Spoetnik’
verfilmen. Alleen de lach op zijn mond bij foto van het persbericht zorgde
ervoor dat ik reikhalzend uitkijk naar de film. ‘Spoetnik’, lees dat boek!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten