‘Harnas van
hansaplast’, wat een schitterende titel! Het boek gaf bij het uitkomen een hoop
heisa. In de roman vertelt Mutsaers het verhaal van haar broer Barend. In 2001
werd hij dood in huis aangetroffen. Hij was een kluizenaar. Zijn huis - ook het
ouderlijk huis van Charlotte en haar zus A. – lag vol met antiek, stripboeken,
ongewassen kleding en pornotijdschriften. Over dit laatste had Mutsaers zich
tijdens een interview nogal warrig uitgelaten. Zat er wel of geen kinderporno
bij? De discussie liep hoog op. In hoeverre werden feit en fictie met elkaar
vermengd?
Na twee
maanden is het rumoer verstomd. Wat blijft is het boek, een roman, die prachtig
is vormgegeven. Van pleisters maakte haar broer dit poppetje. Charlotte vond
het bij het leeghalen van het grote huis. Eronder had Barend ‘IK’ geschreven.
Het is een van de aangrijpende passages uit dit boek. De hoofdstukken verwijzen
naar de kamers, die zij en haar zus binnen twee maanden moeten ontruimen: WC,
Gang, kinderkamer, Boudoir.
Zij
beschrijft wat zij per kamer aantrof, maar ook roept het huis herinneringen op
aan haar eigen jeugd en aan haar ouders. Barend was jonger dan Charlotte. Als
elfjarige bracht zij haar broertje elke dag naar de kleuterschool. Hij wilde
nooit het gebouw in, wierp zich iedere dag krijsend op de grond en moest dan
naar binnen gesleurd worden. Charlotte begrijpt zijn afkeer van het
plichtsmatige groepsverband.
Barend was
intelligent en fanatiek. Alles in het leven moest ad fundum. Hij verzamelde
maniakaal stripalbums, maar stopte daar plotseling mee. Zijn fanatisme was
altijd een wankel evenwicht. De meeste kamers zaten onder een dikke laag stof,
niet uit verwaarlozing, maar hij zag geen noodzaak in om daar schoon te maken.
Eén kamer, zijn kantoor, was wel schoon en volledig op orde. Bij hem moest
alles tot op de bodem. “Waarschijnlijk had Barend ook graag in een opgeruimd en
brandschoon huis geleefd, wie niet. Maar dan zou zijn hele leven uit
schoonmaken hebben bestaan omdat ook dat weer ad fundum had moeten gebeuren. En
dan was hij evengoed uit de bocht gevlogen.”
De alles of
niets-mentaliteit gold ook voor het aangaan van vriendschappen. Eén incident
kon een vriendschap verbreken. Charlotte spreekt af met een jeugdvriend van
Barend, die haar een verhaal vertelt. In de trein haalde Barend ooit een practical
joke uit met een noodrem op de wc. De vriend vroeg hem naderhand wat de lol was
de trein te laten stoppen als er geen nood was. Barend ontplofte. “Hoe weet je
dat er geen nood is? Hoe weet je dat zo precies? Waar haal je dat vandaan? Nood
is de status-quo. Altijd en voor iedereen. Dat er lieden bestaan die dat niet
beseffen doet daar niks aan af. Integendeel: voor deze zielenpoten had ik die
installatie juist gemaakt. Dus ook voor jou.” De vriendschap was ten einde.
De zus van
Charlotte kwam niet meer bij Barend. Zij legde ooit tijdens de afwas een
keukenmes bij de lepels. Barend werd razend. “Die lepels lagen rustig tegen
elkaar en nu heb jij er ineens een mes
tussen gewrongen. Denk je dat ze dat prettig vinden?” De hele orde was verstoord. A. had sindsdien alleen
telefonisch contact met haar broer. Charlotte overkwam iets soortgelijks.
Maar Barend
was niet altijd boos. Hij kon heel aandachtig zijn, prachtig vertellen en had
talent voor schrijven. Dit ontdekt Charlotte wanneer zij teksten van hem vindt
in het huis. Het zijn krabbels, die allemaal een vraag in zich hebben, zoals:
‘Dagelijks masturberen een compulsie?’ Of: ‘Horloge kopen om op tijd bij de
tandarts te zijn?’ Mutsaers somt er een heleboel achter elkaar op.
Barend had
een zeer slecht gebit. Naar de tandarts ging hij niet. Wel verslond hij boeken
over tandbederf. Zo las hij fanatiek over alles waar hij interesse in had. Zijn
boeken stonden vol onderstrepingen en uitroeptekens. Hij schreef meer. Alle
maaltijden die hij at werden genoteerd, stapels briefjes.
Het
afwijkende gedrag van Barend vergelijkt Mutsaers met haar eigen gedrag. Ook zij
heeft moeite zich te handhaven in groepen. Zij gedraagt zich vaak
onmaatschappelijk. Hun ouders waren net zo. Vader en moeder deden het er niet
om, maar zij pasten gewoon nergens in. Een van de vele voorbeelden: Charlotte is
bang in het donker en wordt panisch wanneer er een lamp kapot is en er niet
onmiddellijk een nieuwe lamp wordt ingedraaid. Zij was dan ook verrukt toen zij
de enorme hoeveelheid gloeilampen vond in het huis.
Naast deze
komische eigenaardigheden, is ‘Harnas van hansaplast’ een diep tragisch boek.
Charlotte schrijft liefdevol over haar broer, maar beseft ergens dat zij hem na
zijn vierde jaar nooit meer heeft zien genieten. Hij stierf volkomen alleen.
Net als haar vader en haar moeder is hij in zijn eentje gestorven. Alle drie
hun eindes waren verschrikkelijk.
In het
begin van ‘Harnas van hansaplast’ vertelt Mutsaers dat zij vroeger thuis, hoewel
er vele serviezen in huis waren, altijd van hetzelfde bord aten. Het waren
borden met fabels van La Fontaine. Zij at van ‘De raaf en de vos’. De levensles
op het bord van Barend gaat over het recht van de sterksten: ‘De wolf en het
lam’. De wolf beschuldigt het lam ergens van. Het lam heeft niets verkeerds
gedaan. De fabel eindigt met de woorden van de wolf. “Dan is het een van de
jouwen, jullie met jullie herders en jullie honden, die mij nooit sparen. Dus
ik moet mij wreken.” Hij peuzelt het lam op, zonder enige vorm van proces.
2 opmerkingen:
Mooi.
Tja, Charlotte is een persoonlijkheid hoor. Ik zie haar hier regelmatig rondlopen in Oostende, altijd met haar hondje.
Een paar jaar terug was er ook een mooie tentoonstelling van haar schilderwerk hier in Oostende. Een vrouw met pit en brains. Ook haar man doet aan literatuur. Maar dat wist u vast al...
Groetjes,
Walter.
Een reactie posten