Het valt soms niet mee iets zinnigs over poëzie te zeggen. Ik begon laatst een mooi uitgeven
bundel van een talentvolle dichter. Na twee pagina’s wist ik dat deze
gedichten niks voor mij waren. Waar dat precies aan lag, weet ik niet. Het omgekeerd
gebeurde bij ‘Röntgenfotomodel’ van Vicky Francken. Ik zat meteen volledig in
haar gedichten en las de bundel achter elkaar uit.
Onlangs won
Francken de C. Buddingh’ prijs met deze debuutbundel. De titel is geweldig: ‘Röntgenfotomodel’.
In het lange titelgedicht laat een persoon zich doorlichten. Zij keert zich
binnenstebuiten, zowel lichamelijk als geestelijk. Het gedicht begint zo: “Til
je hemd op, ik wil zien dat het klopt / maar doe het licht uit, je longen zijn
mooi / in het donker. Luister: dat ruisje” Later wordt gevraagd of het lichaam
een andere pose kan aannemen, er worden foto’s gemaakt en men verzoekt om een legitimatie.
“We hebben allemaal recht op een rug / een graat waarrond we bestaan // een
marionettendraad die we oppakken / als we onszelf bijeenrapen”.
Fracken
schrijft heel beeldend. En haar zinnen zitten soms vol binnenrijm. “Alles is
onscherp. Je blijft je bril opzetten / maar geen glas is scherp genoeg geslepen
/ om je gezichtsvermogen terug te geven” Met een beginregel word je meteen tot de
kern van een verhaal of een gedachtestroom gebracht: “ze heeft de dood onder
haar rokken”.
Veel
gedichten in Röntgenfotomodel heb ik een paar keer gelezen. Bij herhaling
blijft het goed. Het beste kun je citeren. Tot slot een paar regels uit het gedicht
‘Geven en nemen’.
Alles wat
kapot is, kan niet meer stuk
en wat het
al was, was het al lang
en wie te
hard lacht, is eigenlijk bang
en wie niet
huilt, weet niet hoe te schuilen
en wie niet
kruipt, kent nog geen kelders,
zal nog verhuizen.
zal nog verhuizen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten