In de Bruna-serie Literaire juweeltjes las ik onlangs over
de belevenissen van de oudere Stanley, dit eerste deel van een paar jaar geleden begint
bij de geboorte van Stanley. Hij is een borderterriër, een niet erg bekend ras.
Vooraf vraagt Koos van Zomeren zich af of het hem veel moeite gaat kosten om
aan de nieuwe hond (na Rekel) te wennen. En stel dat hij heel jong al ziek
wordt, dan heb je niet eens de kans gehad om van zo’n dier te gaan houden.
Natuurlijk loopt het anders en is Stanley een hele lieve en
intelligente hond. Hij verkeerd voortdurend in de veronderstelling dat hij met
zijn baasje betrokken is bij een grootscheepse jachtpartij.
Van Zomeren twijfelt aan zijn slimheid. Stanley blijft maar
liggen voor een kast waaruit hij vroeger altijd zijn kluifbotten kreeg. Maar
dan denk Van Zomeren: nee, hij is juist slim, want telkens als hij daar ligt
herinnert hij er ons aan dat hij trek heeft in een kluifbot. Voor de kast
liggen is heel effectief.
Van Zomeren wandelt graag in de Alpen. Hij beschrijft hoe
hij eenmaal vast komt te zitten in een flinke sneeuwkuil. Wat als hij er niet
meer uitkomt: sterven met Stanley in je armen of hem wegjagen voor zijn eigen
bestwil. Gelukkig weet hij zich te bevrijden.
Maar, niet iedereen houdt van Stanley:
“Bij Hijman, de boekhandel. Meneer, wilt u uw hond bij u
houden?
Want?
Hij snuffelt aan me.
Misschien dacht hij dat u aardig was.”
Geen opmerkingen:
Een reactie posten