In ‘Nooit ziek geweest’ draait het om de vader van Nico Dijkshoorn,
Klaas. De rest van de familie komt ook aan bod, moeder Nel, zijn twee broers,
zijn vrouw en kinderen, maar wie altijd in het middelpunt staat is Klaassie.
Dijkshoorn vertelt hoe zijn vader hem vroeger meenam naar
het honkballen – Klaas is dol op honkballen – en hoe de verjaardagspartijtjes
thuis verliepen. Klaas was altijd de grappigste man van het gezelschap. Hij
vertelt over de vakantie naar Spanje. Hij en zijn vrouw gaan mee kamperen.
Klaas is vol bravoure. Het is zo mooi in Spanje. Zij hebben de mooiste
kampeerplek, de wc’s zijn schoon, het kiprestaurant heeft de lekkerste kip en
iedereen kent hem en vindt hem geweldig.
Later raakt Klaas zijn baan kwijt, maar al snel pakt hij een
manie op voor antiek. Meteen ziet hij zichzelf als de grootste antiekkenner en -verkoper
van de Beverwijkse bazar. Zo gaat het altijd, Klaassie moet in de belangstelling
staan, iedereen moet hem leuk vinden. Dat zijn zoon Nico studeert en een diploma
haalt interesseert hem niet. Als zijn andere zoon succes heeft met honkballen
en wordt gevraagd om voor een club in de hoofdklasse te komen spelen, negeert
Klaas dit volledig. Alles draait om hem.
In het begin van het boek - Dijkshoorn
verhaalt zijn familiegeschiedenis chronologisch- kun je nog lachen om deze
vader. Later wordt het zielig. Klaas is jarig en Nico organiseert
een surpriseparty. Vrienden en familieleden hebben een boek vol geschreven met
anekdotes over hem. Klaassie zit er dagenlang in te bladeren. Hij is ontroerd,
maar telkens opnieuw zijn eigen verhalen lezen wordt een obsessie. Hij is zo
vervuld van zichzelf dat het eng wordt.
Nog later wordt zijn gedrag ergerlijk. Een weekendje met de
familie weg weet hij moeiteloos te verstieren als hij zijn zin niet krijgt.
Klaas wil nasi maken, want hij maakt de lekkerste nasi van de hele wereld. Er
is echter al besloten dat er wordt gegourmet, de boodschappen zijn reeds
gekocht. Klaassie kan het niet verdragen en zegt geen woord meer. Tijdens het
eten weet hij de sfeer, het vlees en de pannetjes finaal te verzieken. Klaassie
is gewoon een klein kind. Hij is een egoïstische zak, die nooit belangstelling
toont voor een ander, zelfs niet voor zijn vrouw en kinderen; alles draait
altijd om Klaassie. Daarbij is hij dom en stronteigenwijs.
Nel, de vrouw van Klaas, krijgt een tia en raakt in de war.
Klaas vertoont ook tekenen van vergeetachtigheid: hij weet soms de weg niet
meer naar huis en maakt steeds vaker ruzie met Nel. In het ziekenhuis wordt beginnende
dementie vastgesteld. Nel weet er niet mee om te gaan en verwijt Klaas de
lelijke dingen die hij zegt. De ruzies nemen toe en de zoons worden zeer
regelmatig gebeld voor noodhulp.
Dit is het meest schrijnende deel van het boek. Dijkshoorn
beschrijft de hopeloosheid van twee mensen die ooit van elkaar hielden. Zij begrijpen
elkaar niet meer en kunnen elkaar niet helpen. Hier is ‘Nooit ziek geweest’ meer dan grappenmakerij
en sappige verhalen. Lang gaat Dijkshoorn door met het verwoorden van de ruzies
en misverstanden. Je wordt er als lezer met je neus bovenop gedrukt. De
situatie is onhoudbaar.
Uiteindelijk belandt Klaassie in een inrichting. Met zijn
verkokerde blik heeft hij al snel zijn houding teruggevonden. Iedereen vindt
hem hier aardig. “Die mensen genieten. Ze zeggen: we hebben dit nog nooit
meegemaakt, zo iemand als u. Dat vind ik toch leuk om te horen, als mensen dat
zeggen. Ik sta op en doe mijn jas aan. Ja dat is waar. Dat is leuk om te horen.”
Geen opmerkingen:
Een reactie posten